Vertaling van pair
I pair
you pair
we pair
ik paar
jij paart
wij paren
» meer vervoegingen van paren
conjugeren
I pair
you pair
we pair
ik vervoeg
jij vervoegt
wij vervoegen
» meer vervoegingen van vervoegen
I pair
you pair
we pair
ik paar
jij paart
wij paren
» meer vervoegingen van paren
I pair
you pair
we pair
ik spring
jij springt
wij springen
» meer vervoegingen van springen
I pair
you pair
we pair
ik koppel
jij koppelt
wij koppelen
» meer vervoegingen van koppelen
copuleren
I pair
you pair
we pair
ik paar
jij paart
wij paren
» meer vervoegingen van paren
Voorbeelden in zinsverband
I bought a pair of boots.
Ik kocht een paar laarzen.
I have a brand new pair of socks.
Ik heb spiksplinternieuwe sokken.
Tom keeps an extra pair of shoes in the trunk of his car.
Tom bewaart een extra paar schoenen in de achterbak van zijn auto.