Vertaling van part

Inhoud:

Engels
Nederlands
part, rôle {zn.}
rol 
part {zn.}
deelneming [v]
part {zn.}
deel [o]
Taiwan isn't part of China.
Taiwan is geen deel van China.
We did everything for our part.
We hebben alles voor ons deel gedaan.
part, piece, share, component, portion {zn.}
deel
stuk 
gedeelte
part
onderdeel
Give me a piece of paper.
Geef mij een stuk papier.
He took out a piece of chalk.
Hij nam een stuk krijt.
to demarcate, to divide, to part {ww.}
scheiden 

I part
you part
we part

ik scheid
jij scheidt
wij scheiden
» meer vervoegingen van scheiden

to part, to separate, to split {ww.}
afsplitsen

I part
you part
we part

ik splits af
jij splitst af
wij splitsen af
» meer vervoegingen van afsplitsen

component, element, ingredient, part {zn.}
component  [m]
bestanddeel  [o]
component, element, ingredient, part {zn.}
ingrediënt
bestanddeel  [o]
organ, part, voice {zn.}
orgaan
to divide, to part, to separate {ww.}
klasseren

I part
you part
we part

ik klasseer
jij klasseert
wij klasseren
» meer vervoegingen van klasseren

to depart, to part, to set forth, to set off, to set out, to start, to start out, to take off {ww.}
afreizen

I part
you part
we part

ik reis af
jij reist af
wij reizen af
» meer vervoegingen van afreizen

to disunite, to divide, to part, to separate {ww.}
afscheiden
afsplitsen

I part
you part
we part

ik scheid af
jij scheidt af
wij scheiden af
» meer vervoegingen van afscheiden

to depart, to part, to set forth, to set off, to set out, to start, to start out, to take off {ww.}
aftrekken

I part
you part
we part

ik trek af
jij trekt af
wij trekken af
» meer vervoegingen van aftrekken


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

Taiwan isn't part of China.

Taiwan is geen deel van China.

We did everything for our part.

We hebben alles voor ons deel gedaan.

Many students work in part-time jobs.

Veel studenten werken deeltijds.

There are no faults on my part.

Ik ben nergens schuldig aan.

Discretion is the better part of valor.

Voorzichtigheid is de moeder van de porseleinwinkel.

She took part in the contest.

Zij deed mee aan de wedstrijd.

Part of his story is true.

Een deel van zijn verhaal is waar.

At last, spring has come to this part of Japan.

Eindelijk heeft de lente dit deel van Japan bereikt.

I have nothing to add on my part.

Ik heb niets toe te voegen.

More people live in the northern part of the city.

Meer mensen wonen in het noordelijke gedeelte van de stad.

Last summer, I worked part time on the farm.

De voorbije zomer heb ik deeltijds op de boerderij gewerkt.

Are you planning to take part in the meeting?

Bent u van plan deel te nemen aan de bijeenkomst?

Last summer, I worked part time on a farm.

Vorige zomer werkte ik parttime op een boerderij.

If it's at all possible, I'd like you to take part in the next meeting.

Als het mogelijk is, zou ik willen dat u deelneemt aan de volgende bijeenkomst.

The important thing is not to win but to take part.

Niet winnen is belangrijk, maar deelnemen.


Gerelateerd aan part

rôle - piece - share - component - portion - demarcate - divide - separate - split - element - ingredient - organ - voice - depart - set forthseparate - assort - go away - journey