Vertaling van pass
I pass
you pass
we pass
ik breng door
jij brengt door
wij brengen door
» meer vervoegingen van doorbrengen
I pass
you pass
we pass
ik verstrijk
jij verstrijkt
wij verstrijken
» meer vervoegingen van verstrijken
doortrekken
doorkomen
I pass
you pass
we pass
ik maak door
jij maakt door
wij maken door
» meer vervoegingen van doormaken
passeren
voorbijgaan
voorbijlopen
I pass
you pass
we pass
ik ga langs
jij gaat langs
wij gaan langs
» meer vervoegingen van langsgaan
I pass
you pass
we pass
ik haal door
jij haalt door
wij halen door
» meer vervoegingen van doorhalen
I pass
you pass
we pass
ik slaag
jij slaagt
wij slagen
» meer vervoegingen van slagen
vrijgeleide
oversteken
overgaan
I pass
you pass
we pass
ik overloop
jij overloopt
wij overlopen
» meer vervoegingen van overlopen
I pass
you pass
we pass
ik haal in
jij haalt in
wij halen in
» meer vervoegingen van inhalen
passeren
voorbijrijden
voorbijvaren
I pass
you pass
we pass
ik haal in
jij haalt in
wij halen in
» meer vervoegingen van inhalen
I pass
you pass
we pass
ik geef aan
jij geeft aan
wij geven aan
» meer vervoegingen van aangeven
legitimatie
Voorbeelden in zinsverband
Let me pass, please.
Gelieve mij door te laten.
Did he pass the exam?
Is hij geslaagd voor het examen?
Did he pass the test?
Is hij geslaagd voor de proef?
Those students didn't both pass the test.
Deze leerlingen hebben beiden de proef gefaald.
I studied really hard in order to pass the exam.
Ik heb heel hard geleerd om het examen te halen.
Time will pass quite quickly when you read something.
De tijd zal wel vlug genoeg voorbij gaan als ge iets leest.
Didn't you see a dog pass through the yard?
Zag je de hond niet door de tuin lopen?
He could pass the examination, could not he?
Hij zou voor het examen kunnen slagen, toch?
I studied really hard so as to pass the exam.
Ik heb heel hard geleerd om het examen te kunnen halen.
Excuse me, could you pass me the sugar?
Neemt u me niet kwalijk, kunt u me de suiker aangeven?
You can drink water, but you can also pass it.
Water kun je drinken, maar je kunt er ook aan voorbijgaan.
Would you pass me the cream cheese, please?
Mag ik de smeerkaas alsjeblieft?
I stopped and waited for the car to pass.
Ik stopte, en wachtte tot de auto voorbij was.
Put down your name on the list and pass it on to the next person.
Zet je naam op de lijst en geef hem door aan de volgende persoon.