Vertaling van person
mens
man
figuur
Voorbeelden in zinsverband
A person cannot understand another person completely.
Een persoon kan een ander persoon nooit helemaal begrijpen.
Every person is unique.
Iedere persoon is uniek.
Who is this person?
Wie is die persoon?
You're a person.
Gij zijt een persoon.
Who is that person?
Wie is die persoon?
I'm a person.
Ik ben een persoon.
He went there in person.
Hij ging er persoonlijk naartoe.
You’ve got the wrong person.
Je hebt de verkeerde persoon.
Father is a good person.
Vader is een goed mens.
Tom is a friendly person.
Tom is een vriendelijk persoon.
Tom is a good person.
Tom is een goede vent.
Ken seems to be a friendly person.
Ken lijkt een vriendelijke mens te zijn.
Is there space for another person?
Is er ruimte voor nog iemand?
He seems like a good person.
Hij ziet er een goed mens uit.
Obviously, he's not that kind of person.
Hij is duidelijk niet zo'n soort persoon.