Vertaling van phone
I phone
you phone
we phone
ik bel
jij belt
wij bellen
» meer vervoegingen van bellen
klank
telefoontoestel
schreeuwen
I phone
you phone
we phone
ik roep
jij roept
wij roepen
» meer vervoegingen van roepen
I phone
you phone
we phone
ik ring
jij ringt
wij ringen
» meer vervoegingen van ringen
I phone
you phone
we phone
ik roep aan
jij roept aan
wij roepen aan
» meer vervoegingen van aanroepen
telefoneren
opbellen
draaien
I phone
you phone
we phone
ik bel
jij belt
wij bellen
» meer vervoegingen van bellen
I phone
you phone
we phone
ik ring
jij ringt
wij ringen
» meer vervoegingen van ringen
aanschellen
schellen
bellen
I phone
you phone
we phone
ik bel aan
jij belt aan
wij bellen aan
» meer vervoegingen van aanbellen
I phone
you phone
we phone
ik galm
jij galmt
wij galmen
» meer vervoegingen van galmen
I phone
you phone
we phone
ik roep op
jij roept op
wij roepen op
» meer vervoegingen van oproepen
oortelefoon
koptelefoon
Voorbeelden in zinsverband
Answer the phone, please.
Neem de telefoon op, alsjeblieft.
May I use your phone?
Mag ik jouw telefoon gebruiken?
I heard the phone ring.
Ik hoorde de telefoon rinkelen.
I'm talking on the phone.
Ik ben aan de telefoon.
My phone number is 789.
Mijn telefoonnummer is 789.
Can I use your phone?
Mag ik jouw telefoon gebruiken?
I love this mobile phone.
Ik hou van dit mobieltje.
The phone was out of order again.
De telefoon deed het weer niet.
You are wanted on the phone.
Er is telefoon voor je.
Most young people have a mobile phone.
De meeste jongeren hebben een gsm.
The iPhone is an extraordinary cell phone.
De iPhone is een buitengewone mobiele telefoon.
When I phone them nobody answers.
Als ik ze bel, neemt er niemand op.
"The phone is ringing." "I'll get it."
"De telefoon gaat over." "Ik zal hem wel opnemen."
Do you know Tom's phone number?
Weet jij Toms telefoonnummer?
I have written down his phone number.
Ik heb zijn telefoonnummer genoteerd.