Vertaling van plus
Inhoud:
Engels
Nederlands
plus, positive {bn.}
bijkomend
accessoir
accessorisch
additioneel
bijgaand
extra
intercurrent
toegevoegd
accessoir
accessorisch
additioneel
bijgaand
extra
intercurrent
toegevoegd
surplus, plus {zn.}
surplus
asset, plus {zn.}
pluspunt
addition, plus, summation {zn.}
optelling
addition, plus, summation {zn.}
sommatie
addition, plus, summation {zn.}
optelsom
addition, plus, summation {zn.}
summatie
asset, plus {zn.}
creditpost
Voorbeelden in zinsverband
Engels
Nederlands
Two plus two makes four.
Twee plus twee is vier.
Five plus three is eight.
Vijf plus drie is acht.
Five plus two equals seven.
Vijf plus twee is zeven.