Vertaling van public
openbaar
algemeen
openbaar
gemeen
buitenwereld
Voorbeelden in zinsverband
I attend a public school.
Ik zit op een openbare school.
I don't like to speak in public.
Ik spreek niet graag in het openbaar.
I'm not used to speaking in public.
Ik ben niet gewoon voor een publiek te spreken.
The swimming pool is open to the public.
Dit zwembad is geopend voor het publiek.
It's rude to make fun of your boss in public.
Het is onbeleefd om in het openbaar je baas voor gek te zetten.
The international language Esperanto appeared in public at the end of 1887.
De internationale taal Esperanto verscheen in het openbaar aan het einde van 1887.
She was very embarrassed when her child behaved badly in public.
Ze schaamde zich heel erg toen haar kind zich erg misdroeg in het openbaar.
When I was working for a public school, I had ten-fifteen students in a class.
Toen ik op een openbare school werkte, had ik tien-vijftien leerlingen in de klas.