Vertaling van race
I race
you race
we race
ik ren
jij rent
wij rennen
» meer vervoegingen van rennen
I race
you race
we race
ik race
jij racet
wij racen
» meer vervoegingen van racen
I race
you race
we race
ik koers
jij koerst
wij koersen
» meer vervoegingen van koersen
I race
you race
we race
ik ga
jij gaat
wij gaan
» meer vervoegingen van gaan
I race
you race
we race
ik loop hard
jij loopt hard
wij lopen hard
» meer vervoegingen van hardlopen
I race
you race
we race
ik koers
jij koerst
wij koersen
» meer vervoegingen van koersen
I race
you race
we race
ik race
jij racet
wij racen
» meer vervoegingen van racen
racen
reppen
spoeden
vliegen
ijlen
I race
you race
we race
ik snel
jij snelt
wij snellen
» meer vervoegingen van snellen
I race
you race
we race
ik hol af
jij holt af
wij hollen af
» meer vervoegingen van afhollen
I race
I race
you race
we race
ik hol af
jij holt af
wij hollen af
» meer vervoegingen van afhollen
stuiven
razen
I race
you race
we race
ik zoef
jij zoeft
wij zoeven
» meer vervoegingen van zoeven
I race
you race
we race
ik hol af
jij holt af
wij hollen af
» meer vervoegingen van afhollen
I race
I race
you race
we race
ik storm
jij stormt
wij stormen
» meer vervoegingen van stormen
I race
you race
we race
ik stort
jij stort
wij storten
» meer vervoegingen van storten
afraggen
aframmelen
afroffelen
afjakkeren
I race
you race
we race
ik raffel af
jij raffelt af
wij raffelen af
» meer vervoegingen van afraffelen
Voorbeelden in zinsverband
Tom won the race.
Tom won de race.
Tom lost the race.
Tom verloor de race.
He's ahead in the race.
Hij heeft een voorsprong in de race.
He won the race again.
Hij won de race opnieuw.
It's fun to watch the race.
Het is leuk om de race te bekijken.
Only four horses were in the race.
Er deden maar vier paarden mee aan de race.
She was disqualified from the race for two false starts.
Ze werd gediskwalificeerd van de race wegens twee valse starts.
Our friend finished the race in second place.
Onze vriend is als tweede geëindigd in de race.