Vertaling van rob

Inhoud:

Engels

Nederlands

to rob, to loot, to pillage, to plunder, to rifle {ww.}

uitplunderen
beroven

I rob
you rob
we rob

ik plunder uit
jij plundert uit
wij plunderen uit
» meer vervoegingen van uitplunderen

to rob, to loot, to steal from {ww.}

zich vergrijpen aan
bestelen

I rob
you rob
we rob

ik besteel
jij besteelt
wij bestelen
» meer vervoegingen van bestelen

to rob {ww.}

bestelen

I rob
you rob
we rob

ik besteel
jij besteelt
wij bestelen
» meer vervoegingen van bestelen

to plunder, to rob, to loot, to kidnap, to abduct {ww.}

stropen
plunderen
roven
buitmaken

I rob
you rob
we rob

ik stroop
jij stroopt
wij stropen
» meer vervoegingen van stropen

to fleece, to gazump, to hook, to overcharge, to pluck, to plume, to rob, to soak, to surcharge {ww.}

uitkleden
flessen
tillen
pluimen
scheren
snijden
plukken
kaalplukken
bezwendelen
aderlaten
afzetten

I rob
you rob
we rob

ik kleed uit
jij kleedt uit
wij kleden uit
» meer vervoegingen van uitkleden

to fleece, to gazump, to hook, to overcharge, to pluck, to plume, to rob, to soak, to surcharge {ww.}

ontstelen
afnemen
ontnemen
benemen
afpikken
afpakken
afjatten

I rob
you rob
we rob

ik ontsteel
jij ontsteelt
wij ontstelen
» meer vervoegingen van ontstelen

to fleece, to gazump, to hook, to overcharge, to pluck, to plume, to rob, to soak, to surcharge {ww.}

ontroven

I rob
you rob
we rob

ik ontroof
jij ontrooft
wij ontroven
» meer vervoegingen van ontroven

to fleece, to gazump, to hook, to overcharge, to pluck, to plume, to rob, to soak, to surcharge {ww.}

afzetter [m] (de ~)