Vertaling van rush

Inhoud:

Engels
Nederlands
rush {bn.}
biezen
rush {zn.}
rus
to hurry, to rush {ww.}
zich haasten
haast maken
to assault, to storm, to charge, to rush {ww.}
bestormen 

I rush
you rush
we rush

ik bestorm
jij bestormt
wij bestormen
» meer vervoegingen van bestormen

to dash, to hurtle, to rush, to surge, to leap, to spring, to shoot forward, to spank {ww.}
zich werpen op
voorwaarts stormen
to go fast, to hurry, to rush, to hasten, to speed {ww.}
zich spoeden
zich haasten
spoed maken
voortmaken
haast maken

I rush
you rush
we rush

ik maak voort
jij maakt voort
wij maken voort
» meer vervoegingen van voortmaken

impetus, momentum, rush, surge, zest {zn.}
onstuimigheid [v]
vuur  [o]
heftigheid [v]
to belt along, to bucket along, to cannonball along, to hasten, to hie, to hotfoot, to pelt along, to race, to rush, to rush along, to speed, to step on it {ww.}
afhollen

I rush
you rush
we rush

ik hol af
jij holt af
wij hollen af
» meer vervoegingen van afhollen

to belt along, to bucket along, to cannonball along, to hasten, to hie, to hotfoot, to pelt along, to race, to rush, to rush along, to speed, to step on it {ww.}
afhollen

I rush
you rush
we rush

ik hol af
jij holt af
wij hollen af
» meer vervoegingen van afhollen

to belt along, to bucket along, to cannonball along, to hasten, to hie, to hotfoot, to pelt along, to race, to rush, to rush along, to speed, to step on it {ww.}
doorsnellen

I rush

to belt along, to bucket along, to cannonball along, to hasten, to hie, to hotfoot, to pelt along, to race, to rush, to rush along, to speed, to step on it {ww.}
snellen
racen
reppen
spoeden
vliegen
ijlen

I rush
you rush
we rush

ik snel
jij snelt
wij snellen
» meer vervoegingen van snellen

to belt along, to bucket along, to cannonball along, to hasten, to hie, to hotfoot, to pelt along, to race, to rush, to rush along, to speed, to step on it {ww.}
zoeven
stuiven
razen

I rush
you rush
we rush

ik zoef
jij zoeft
wij zoeven
» meer vervoegingen van zoeven

to hurry, to rush {ww.}
overhaasten

I rush
you rush
we rush

ik overhaast
jij overhaast
wij overhaasten
» meer vervoegingen van overhaasten

to belt along, to bucket along, to cannonball along, to hasten, to hie, to hotfoot, to pelt along, to race, to rush, to rush along, to speed, to step on it {ww.}
afhollen

I rush
you rush
we rush

ik hol af
jij holt af
wij hollen af
» meer vervoegingen van afhollen

to belt along, to bucket along, to cannonball along, to hasten, to hie, to hotfoot, to pelt along, to race, to rush, to rush along, to speed, to step on it {ww.}
doorsnellen

I rush

to festinate, to hasten, to hurry, to look sharp, to rush {ww.}
jakkeren

I rush
you rush
we rush

ik jakker
jij jakkert
wij jakkeren
» meer vervoegingen van jakkeren

to festinate, to hasten, to hurry, to look sharp, to rush {ww.}
haasten
jachten
voortjagen
voortmaken
jagen
opschieten
vlotten

I rush
you rush
we rush

ik haast
jij haast
wij haasten
» meer vervoegingen van haasten

to festinate, to hasten, to hurry, to look sharp, to rush {ww.}
doorvliegen

I rush
you rush
we rush

ik vlieg door
jij vliegt door
wij vliegen door
» meer vervoegingen van doorvliegen

to festinate, to hasten, to hurry, to look sharp, to rush {ww.}
bespoedigen

I rush
you rush
we rush

ik bespoedig
jij bespoedigt
wij bespoedigen
» meer vervoegingen van bespoedigen

to belt along, to bucket along, to cannonball along, to hasten, to hie, to hotfoot, to pelt along, to race, to rush, to rush along, to speed, to step on it {ww.}
stormen

I rush
you rush
we rush

ik storm
jij stormt
wij stormen
» meer vervoegingen van stormen

to belt along, to bucket along, to cannonball along, to hasten, to hie, to hotfoot, to pelt along, to race, to rush, to rush along, to speed, to step on it {ww.}
storten

I rush
you rush
we rush

ik stort
jij stort
wij storten
» meer vervoegingen van storten

to festinate, to hasten, to hurry, to look sharp, to rush {ww.}
spoeden

I rush
you rush
we rush

ik spoed
jij spoedt
wij spoeden
» meer vervoegingen van spoeden

to belt along, to bucket along, to cannonball along, to hasten, to hie, to hotfoot, to pelt along, to race, to rush, to rush along, to speed, to step on it {ww.}
afraffelen
afraggen
aframmelen
afroffelen
afjakkeren

I rush
you rush
we rush

ik raffel af
jij raffelt af
wij raffelen af
» meer vervoegingen van afraffelen



Gerelateerd aan rush

hurry - assault - storm - charge - dash - hurtle - surge - leap - spring - shoot forward - spank - go fast - hasten - speed - impetusrun - festinate - move - belt along - drive - act - accelerate - walk - go away - complete