Vertaling van rushed
haast maken
I rushed
you rushed
he/she/it rushed
ik bestormde
jij bestormde
hij/zij/het bestormde
» meer vervoegingen van bestormen
spoed maken
voortmaken
zich haasten
zich spoeden
I rushed
you rushed
he/she/it rushed
ik maakte voort
jij maakte voort
hij/zij/het maakte voort
» meer vervoegingen van voortmaken
zich werpen op
I rushed
I rushed
you rushed
he/she/it rushed
ik holde af
jij holde af
hij/zij/het holde af
» meer vervoegingen van afhollen
I rushed
you rushed
he/she/it rushed
ik holde af
jij holde af
hij/zij/het holde af
» meer vervoegingen van afhollen
I rushed
racen
reppen
spoeden
vliegen
ijlen
I rushed
you rushed
he/she/it rushed
ik snelde
jij snelde
hij/zij/het snelde
» meer vervoegingen van snellen
stuiven
razen
I rushed
you rushed
he/she/it rushed
ik zoefde
jij zoefde
hij/zij/het zoefde
» meer vervoegingen van zoeven
I rushed
you rushed
he/she/it rushed
ik overhaastte
jij overhaastte
hij/zij/het overhaastte
» meer vervoegingen van overhaasten
I rushed
you rushed
he/she/it rushed
ik jakkerde
jij jakkerde
hij/zij/het jakkerde
» meer vervoegingen van jakkeren
I rushed
you rushed
he/she/it rushed
ik holde af
jij holde af
hij/zij/het holde af
» meer vervoegingen van afhollen
I rushed
you rushed
he/she/it rushed
ik spoedde
jij spoedde
hij/zij/het spoedde
» meer vervoegingen van spoeden
jachten
voortjagen
voortmaken
jagen
opschieten
vlotten
I rushed
you rushed
he/she/it rushed
ik haastte
jij haastte
hij/zij/het haastte
» meer vervoegingen van haasten
I rushed
you rushed
he/she/it rushed
ik vloog door
jij vloog door
hij/zij/het vloog door
» meer vervoegingen van doorvliegen
I rushed
you rushed
he/she/it rushed
ik bespoedigde
jij bespoedigde
hij/zij/het bespoedigde
» meer vervoegingen van bespoedigen
I rushed
you rushed
he/she/it rushed
ik stormde
jij stormde
hij/zij/het stormde
» meer vervoegingen van stormen
I rushed
you rushed
he/she/it rushed
ik stortte
jij stortte
hij/zij/het stortte
» meer vervoegingen van storten
afraggen
aframmelen
afroffelen
afjakkeren
I rushed
you rushed
he/she/it rushed
ik raffelde af
jij raffelde af
hij/zij/het raffelde af
» meer vervoegingen van afraffelen