Vertaling van russian

Inhoud:

Engels
Nederlands
Russian {bn.}
Russisch 
Russian {zn.}
Rus [m]
Russian, Russian language {zn.}
Russisch 
Russische taal
They're Russian.
Zij zijn Russisch.
She can speak Russian.
Zij spreekt Russisch.
russian {zn.}
Russisch [o] (het ~)
He speaks Russian perfectly.
Hij spreekt perfect Russisch.
He acquired Russian quickly.
Hij heeft snel Russisch verworven.
russian {bn.}
Russisch
russian {bn.}
Russisch


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

They're Russian.

Zij zijn Russisch.

He acquired Russian quickly.

Hij heeft snel Russisch verworven.

He speaks Russian perfectly.

Hij spreekt perfect Russisch.

She can speak Russian.

Zij spreekt Russisch.

Natasha is a Russian name.

Natasja is een Russische naam.

I speak English, Russian and Globish.

Ik spreek Engels, Russisch en Globish.

He can speak Russian as well.

Hij spreekt ook Russisch.

Russian is very difficult to learn.

Russisch is erg moeilijk te leren.

He can both speak and write Russian.

Hij kan het Russisch zowel spreken als schrijven.

He is a Russian by birth.

Hij is Russisch van geboorte.

We learned Russian instead of French.

We hebben Russisch geleerd in plaats van Frans.

I know a man who can speak Russian well.

Ik ken een man die goed Russisch spreekt.

Khabarovsk is among the largest cities of the Russian Far East.

Chabarovsk is één van de grootste steden in het verre oosten van Rusland.

A Frenchman, for instance, might find it hard to laugh at a Russian joke.

Een Fransman bijvoorbeeld kan misschien moeilijk lachen om een Russische grap.

"Those letters are all the wrong way around!" "No, it's supposed to be like that, it's Russian."

"Die letters staan allemaal verkeerd om!" "Nee, dat hoort zo, dat is Russisch."


Gerelateerd aan russian

Russian - Russian languagelanguage