Vertaling van scourge
Inhoud:
Engels
Nederlands
flogging, lash, scourge {zn.}
gesel
scourge, terror, threat {zn.}
bedreiging
bane, curse, nemesis, scourge {zn.}
wraakgodin
to flagellate, to scourge {ww.}
flagelleren
geselen
geselen
flagellum, scourge {zn.}
gesel
bane, curse, nemesis, scourge {zn.}
vloek
vervloeking
maledictie
doem
anathema
vervloeking
maledictie
doem
anathema
It's a curse.
Het is een vloek.
It is a curse.
Het is een vloek.
bane, curse, nemesis, scourge {zn.}
Nemesis
nemesis
nemesis
to desolate, to devastate, to lay waste to, to ravage, to scourge, to waste {ww.}
brandschatten