Vertaling van she
Voorbeelden in zinsverband
She disappeared.
Ze verdween.
She runs.
Zij rent.
She says she likes flowers.
Ze zegt dat ze van bloemen houdt.
She likes oranges, doesn't she?
Zij houdt van sinaasappels, toch?
"Does she play tennis?" "Yes, she does."
"Speelt zij tennis?" "Ja."
She was beautiful when she was young.
Ze was mooi toen ze jong was.
She is as active as she looks.
Ze is zo actief als ze eruit ziet.
She could read when she was four.
Ze kon lezen toen ze vier was.
She knows I know that she knows.
Zij weet dat ik weet dat zij het weet.
She said that she was good-looking.
Ze zei dat ze elegant was.
She says that she likes flowers.
Ze zegt dat ze van bloemen houdt.
She always speaks English.
Ze spreekt altijd Engels.
She insulted him.
Ze beledigde hem.
Is she married?
Is zij getrouwd?
She dressed herself quickly.
Ze kleedde zich rap aan.