Vertaling van shit

Inhoud:

Engels
Nederlands
farrago, garbage, rubbish, shit, abracadabra, balderdash, baloney {zn.}
koeterwaals 
dung, excrement, shit, excrements, faeces, droppings, turd, stools, muck, poop {zn.}
faeces 
poep
excrementen
faecaliën
uitwerpselen
vijg 
stront 
keutel
drol
ontlasting [v]
drek [m]
muck, shit, sludge, dregs, lees {zn.}
bezinksel  [o]
drab
droesem [m]
gespuis
moer
to betray, to denounce, to give away, to grass, to rat, to shit, to shop, to snitch, to stag, to tell on {ww.}
verlullen

I shit
you shit
we shit

ik verlul
jij verlult
wij verlullen
» meer vervoegingen van verlullen

to betray, to denounce, to give away, to grass, to rat, to shit, to shop, to snitch, to stag, to tell on {ww.}
verklappen
verraden

I shit
you shit
we shit

ik verklap
jij verklapt
wij verklappen
» meer vervoegingen van verklappen

to betray, to denounce, to give away, to grass, to rat, to shit, to shop, to snitch, to stag, to tell on {ww.}
bescheten
beschijten

I shit
you shit
we shit

ik beschijt
jij beschijt
wij beschijten
» meer vervoegingen van beschijten

to betray, to denounce, to give away, to grass, to rat, to shit, to shop, to snitch, to stag, to tell on {ww.}
loslaten

I shit
you shit
we shit

ik laat los
jij laat los
wij laten los
» meer vervoegingen van loslaten

to ca-ca, to crap, to defecate, to make, to shit, to stool, to take a crap, to take a shit {ww.}
afgaan
drukken
uitkakken
uitpoepen
uitschijten
ontlasten
schijten
keutelen
kakken
bouten
beren
poepen

I shit
you shit
we shit

ik ga af
jij gaat af
wij gaan af
» meer vervoegingen van afgaan

to betray, to denounce, to give away, to grass, to rat, to shit, to shop, to snitch, to stag, to tell on {ww.}
klappen
klikken

I shit
you shit
we shit

ik klap
jij klapt
wij klappen
» meer vervoegingen van klappen

asshole, bastard, cocksucker, dickhead, mother fucker, motherfucker, prick, shit, sob, son of a bitch, whoreson {zn.}
hoerenjong
dirty pig, sleazeball, pervert, asshole, bastard, cocksucker, dickhead, mother fucker, motherfucker, prick, shit, sob, son of a bitch, whoreson {zn.}
smeerpoets [m] (de ~)
goorlap
morspot [m] (de ~)
smeerkees [m] (de ~)
smeerlap
smeerpoes
taddik
toddik
viespeuk [m] (de ~)
viezerik [m] (de ~)
vuilak [m] (de ~)
vuilik
vuilpeuk
vuilpoes
smeerpijp [m] (de ~)
asshole, bastard, cocksucker, dickhead, mother fucker, motherfucker, prick, shit, sob, son of a bitch, whoreson {zn.}
hazespoor
crap, dirt, poop, shit, shite, turd {zn.}
keutel [m] (de ~)
asshole, bastard, cocksucker, dickhead, mother fucker, motherfucker, prick, shit, sob, son of a bitch, whoreson {zn.}
naarling [m] (de ~)
beroerling
ellendeling [m] (de ~)
etterbak
etterbuil
fielt
fluim
gemenerik [m] (de ~)
hond [m] (de ~)
hondenlul [m] (de ~)
kelerelijder
kelerelijer
klerelijer [m] (de ~)
kloot [m] (de ~)
kloothommel
klootspiraal
klootzak [m] (de ~)
kwal [m] (de ~)
lamgat
lammeling [m] (de ~)
lamstraal
lamzak [m] (de ~)
lazersteen
lazerstraal
loeder [m] (de/het ~)
lul [m] (de ~)
lulhannes
lulletje
miesgasser
mispunt [m] (het ~)
onverlaat [m] (de ~)
paardelul
paardenlul
patjakker
pleurislijder [m] (de ~)
ploert [m] (de ~)
plurk
pokkenlijer
pokkenvent
pooier
rasploert
rotzak [m] (de ~)
schoelje [m] (het ~)
schoft [m] (de ~)
serpent [m] (de/het ~)
smeerlap [m] (de ~)
stinker
teringlijder
tyfuslijer
vuilak [m] (de ~)
zakkenwasser [m] (de ~)
zwijn [m] (het ~)
zak [m] (de ~)
hondelul
etter [m] (de ~)
lelijkerd [m] (de ~)
smiecht [m] (de ~)
pokkenlijder [m] (de ~)
sekreet [o] (het ~)
stinkerd [m] (de ~)
damn, darn, hoot, red cent, shit, shucks, tinker's dam, tinker's damn {zn.}
schijterij [v] (de ~)

Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

You smell like shit.

Je ruikt naar kak.

I don't give a shit about it.

Het kan me geen barst schelen.

Shit, where the fuck did I put my home keys?

Verdorie, waar heb ik godsnaam mijn sleutels neergelegd?


Gerelateerd aan shit

farrago - garbage - rubbish - abracadabra - balderdash - baloney - dung - excrement - excrements - faeces - droppings - turd - stools - muck - poopuncloak - announce - begrime - betray - drain - line - individual - mark - droppings - fear