Vertaling van shop
boodschappen doen
I shop
you shop
we shop
ik winkel
jij winkelt
wij winkelen
» meer vervoegingen van winkelen
zaak
shop
nering
I shop
you shop
we shop
ik verlul
jij verlult
wij verlullen
» meer vervoegingen van verlullen
verraden
I shop
you shop
we shop
ik verklap
jij verklapt
wij verklappen
» meer vervoegingen van verklappen
beschijten
I shop
you shop
we shop
ik beschijt
jij beschijt
wij beschijten
» meer vervoegingen van beschijten
I shop
you shop
we shop
ik laat los
jij laat los
wij laten los
» meer vervoegingen van loslaten
klikken
I shop
you shop
we shop
ik klap
jij klapt
wij klappen
» meer vervoegingen van klappen
Voorbeelden in zinsverband
She works in world shop.
Ze werkt in een wereldwinkel.
He went to the shop.
Hij ging naar de winkel.
She works in a Fair Trade Shop.
Ze werkt in een wereldwinkel.
She bought a book at the shop.
Ze kocht een boek in de winkel.
Mr. Spencer works in a shop.
Meneer Spencer werkt in een winkel.
There is a flower shop near by.
Er is een bloemenwinkel in de buurt.
She works in an Oxfam shop.
Ze werkt in een wereldwinkel.
I had my hair cut at a barber's shop.
Ik liet mijn haar knippen bij de kapper.
Do you know what time the shop is closed?
Weet je om hoe laat de winkel sluit?
You are expected to dress well for this shop.
Je dient je correct te kleden voor deze winkel.
The shop had sold out its stock of that magazine.
De winkel had dat tijdschrift niet meer, het was uitverkocht.
Mr Hobson shut the shop and went home.
Mijnheer Hobson sloot de winkel en ging naar huis.