Vertaling van smack

Inhoud:

Engels
Nederlands
to smack, to buss {ww.}
smakken
to smack {ww.}
smakken
knock, blow, hit, smack, strike, stroke {zn.}
veeg
tik
slag  [m]
klop
klets
klap
to hit, to knock, to strike, to smack, to stub {ww.}
slaan
opvallen
kloppen 
klappen
I didn't mean to hit him.
Het was niet mijn bedoeling hem te slaan.
smack {zn.}
sloep [m] (de ~)
smack {zn.}
boeier [m] (de ~)
buss, kiss, smack {zn.}
pakkerd
smak
klapzoen
smack {zn.}
kwak
slap, smack, smacking {zn.}
oorvijg [m] (de ~)
oorveeg [m] (de ~)
I gave him a slap.
Ik gaf hem een oorvijg.
flavor, flavour, nip, relish, sapidity, savor, savour, smack, tang {zn.}
bijsmaak [m] (de ~)
smaakje [o] (het ~)
slap, smack, smacking {zn.}
basterdsuiker [m] (de ~)


Gerelateerd aan smack

buss - knock - blow - hit - strike - stroke - stub - kiss - slap - smacking - flavor - flavour - nip - relish - sapiditygo - fishing boat - racing yacht - blow - gustatory perception - refined sugar