Vertaling van smack
Inhoud:
Engels
Nederlands
to smack, to buss {ww.}
smakken
to smack {ww.}
smakken
I didn't mean to hit him.
Het was niet mijn bedoeling hem te slaan.
smack {zn.}
sloep
smack {zn.}
boeier
buss, kiss, smack {zn.}
pakkerd
smak
klapzoen
smak
klapzoen
smack {zn.}
kwak
slap, smack, smacking {zn.}
oorvijg
oorveeg
oorveeg
I gave him a slap.
Ik gaf hem een oorvijg.
flavor, flavour, nip, relish, sapidity, savor, savour, smack, tang {zn.}
bijsmaak
smaakje
smaakje
slap, smack, smacking {zn.}
basterdsuiker