Vertaling van soccer
Voorbeelden in zinsverband
We like playing soccer.
Wij houden van voetbal spelen.
Let's play soccer.
Laten we voetbal spelen.
He's really into soccer.
Hij houdt echt van voetbal.
My Dad doesn't like soccer.
Mijn vader houdt niet van voetbal.
Soccer is my favorite sport.
Voetbal is mijn lievelingssport.
All of my friends like soccer.
Al mijn vrienden houden van voetbal.
I often play soccer after class.
Ik speel dikwijls voetbal na de les.
How long have you played soccer?
Hoe lang speel je al voetbal?
Some people like baseball, others like soccer.
Sommige mensen houden van honkbal, anderen van voetbal.
Eric is on our soccer team.
Eric speelt in onze voetbalploeg.
She seems to have no interest in soccer.
Ze schijnt geen interesse te hebben in voetbal.
What I know about morals, I owe to soccer.
Wat ik weet over moraal, heb ik te danken aan voetbal.
Some boys play tennis and others play soccer.
Sommige jongens spelen tennis en anderen spelen voetbal.
The first time I saw the Romanian soccer players was in Madrid.
De Roemeense voetballers heb ik voor het eerst in Madrid gezien.