Vertaling van strike

Inhoud:

Engels
Nederlands
to strike {ww.}
staken

I strike
you strike
we strike

ik staak
jij staakt
wij staken
» meer vervoegingen van staken

to strike {ww.}
strijken

I strike
you strike
we strike

ik strijk
jij strijkt
wij strijken
» meer vervoegingen van strijken

strike {zn.}
staking [v]
werkstaking [v]
to affect, to influence, to impress, to move, to strike {ww.}
aangrijpen 
treffen
aandoen
frapperen

I strike
you strike
we strike

ik grijp aan
jij grijpt aan
wij grijpen aan
» meer vervoegingen van aangrijpen

to affect, to influence, to impress, to move, to strike {ww.}
aandoen
aangrijpen 
inboezemen

I strike
you strike
we strike

ik doe aan
jij doet aan
wij doen aan
» meer vervoegingen van aandoen

to find, to locate, to strike, to spot {ww.}
vinden 
bevinden 
treffen 
aantreffen 

I strike
you strike
we strike

ik vind
jij vindt
wij vinden
» meer vervoegingen van vinden

to affect, to influence, to impress, to move, to strike {ww.}
draaien
aandoen
aangrijpen 

I strike
you strike
we strike

ik draai
jij draait
wij draaien
» meer vervoegingen van draaien

to affect, to influence, to impress, to move, to strike {ww.}
raken
treffen
aandoen
aangrijpen 

I strike
you strike
we strike

ik raak
jij raakt
wij raken
» meer vervoegingen van raken

to catch, to hit, to run across, to strike, to attain, to encounter, to find, to score, to run up against {ww.}
halen
inslaan
raken 
teisteren
treffen 

I strike
you strike
we strike

ik haal
jij haalt
wij halen
» meer vervoegingen van halen

to sound, to strike, to resound {ww.}
gaan 
kleppen
klinken
overgaan
slaan

I strike
you strike
we strike

ik ga
jij gaat
wij gaan
» meer vervoegingen van gaan

to percuss, to tap, to strike {ww.}
kloppen 
percuteren

I strike
you strike
we strike

ik klop
jij klopt
wij kloppen
» meer vervoegingen van kloppen

to hit, to knock, to strike, to smack, to stub {ww.}
slaan
opvallen
kloppen 
klappen

I strike
you strike
we strike

ik sla
jij slaat
wij slaan
» meer vervoegingen van slaan

I didn't mean to hit him.
Het was niet mijn bedoeling hem te slaan.
to burn, to sear, to strike {ww.}
branden 
verbranden

I strike
you strike
we strike

ik brand
jij brandt
wij branden
» meer vervoegingen van branden

The pastor said Tom's going to burn in hell.
De pastoor zei dat Tom in de hel zal branden.
With these eyes, I shall see mountains burn.
Met deze ogen zal ik bergen zien branden.
to bore, to broach, to sink, to strike, to tap {ww.}
aanboren

I strike
you strike
we strike

ik boor aan
jij boort aan
wij boren aan
» meer vervoegingen van aanboren

to beat, to hit, to strike, to wallop {ww.}
slaan
meppen
klappen
kloppen 
houwen

I strike
you strike
we strike

ik sla
jij slaat
wij slaan
» meer vervoegingen van slaan

knock, blow, hit, smack, strike, stroke {zn.}
veeg
tik
slag  [m]
klop
klets
klap
aggressive, offensive, strike {bn.}
aanvallend
offensief
access, attack, aggression, assault, strike, offensive, fit {zn.}
aanval  [m]
attaque
vlaag [v]
offensief [o]
Attack is the best form of defense.
Aanval is de beste verdediging.
blow, hit, strike, whack, stroke {zn.}
flap [m]
houw
klap
mep
slag  [m]
hit, strike {zn.}
houw
klap
schop
slag  [m]
stoot
tik


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

Strike while the iron is hot.

Men moet het ijzer smeden wanneer het heet is.

His answer was to strike me on the head.

Als antwoord sloeg hij mij op mijn hoofd.


Gerelateerd aan strike

affect - influence - impress - move - find - locate - spot - catch - hit - run across - attain - encounter - score - run up against - soundjump - fill - turn - cause - act upon