Vertaling van stroke

Inhoud:

Engels
Nederlands
stroke {zn.}
zwemslag
to stroke [o], to pet {ww.}
strelen [o]
to caress, to chuck, to fondle, to stroke, to snog, to soothe {ww.}
aaien 
knock, blow, hit, smack, strike, stroke {zn.}
veeg
tik
slag  [m]
klop
klets
klap
streak, stroke, dash {zn.}
streep
streek
schrap
schreef
haal
diagonal, separatrix, slash, solidus, stroke, virgule {zn.}
ophaal
accident, misadventure, chance event, fortuity, stroke {zn.}
ongeluk 
ongeval
accident
ongelukje [o] (het ~)
Accident
Ongeluk
The accident happened the day before yesterday.
Het ongeluk is eergisteren gebeurd.
blow, hit, strike, whack, stroke {zn.}
slag  [m]
mep
houw
klap
flap [m]
apoplectic fit, fit, seizure, stroke, stroke of apoplexy, apoplexy {zn.}
beroerte  [v]
apoplexie
caress, chuck, stroke {zn.}
aai  [m]
aanhaling  [v]
liefkozing [v]
streling [v]
movement, move, motion, shift, stroke {zn.}
beweging  [v]
slag  [m]
zet
turn, revolution, rotation, stroke, swirl, vortex, wriggle, whirl {zn.}
draai [m]
draaiing [v]
wending [v]
wieling [v]
zwenking [v]
keer 
zwenk
turn, revolution, stroke {zn.}
draai [m]
wending [v]
zwenking [v]
gier
keer 
slag  [m]
zwaai
zwenk


Gerelateerd aan stroke

pet - caress - chuck - fondle - snog - soothe - knock - blow - hit - smack - strike - streak - dash - diagonal - separatrixaccident