Vertaling van study
I study
you study
we study
ik bestudeer
jij bestudeert
wij bestuderen
» meer vervoegingen van bestuderen
I study
you study
we study
ik studeer
jij studeert
wij studeren
» meer vervoegingen van studeren
bestudering
studeerkamer
I study
you study
we study
ik onderzoek
jij onderzoekt
wij onderzoeken
» meer vervoegingen van onderzoeken
I study
you study
we study
ik studeer
jij studeert
wij studeren
» meer vervoegingen van studeren
etude
I study
you study
we study
ik spit uit
jij spit uit
wij spitten uit
» meer vervoegingen van uitspitten
overpeinzen
nadenken
overwegen
I study
you study
we study
ik overdenk
jij overdenkt
wij overdenken
» meer vervoegingen van overdenken
I study
you study
we study
ik informeer
jij informeert
wij informeren
» meer vervoegingen van informeren
I study
you study
we study
ik bestudeer
jij bestudeert
wij bestuderen
» meer vervoegingen van bestuderen
I study
you study
we study
ik bestudeer
jij bestudeert
wij bestuderen
» meer vervoegingen van bestuderen
I study
you study
we study
ik cijfer uit
jij cijfert uit
wij cijferen uit
» meer vervoegingen van uitcijferen
I study
you study
we study
ik studeer
jij studeert
wij studeren
» meer vervoegingen van studeren
I study
you study
we study
ik onderzoek
jij onderzoekt
wij onderzoeken
» meer vervoegingen van onderzoeken
I study
you study
we study
ik mediteer
jij mediteert
wij mediteren
» meer vervoegingen van mediteren
filosoferen
mijmeren
I study
you study
we study
ik peins
jij peinst
wij peinzen
» meer vervoegingen van peinzen
Voorbeelden in zinsverband
Don't study.
Leer niet.
Why do you study?
Waarom studeer je?
Most students study hard.
De meeste studenten studeren hard.
I will study German.
Ik ga Duits studeren.
Good students study hard.
Goede studenten studeren hard.
Did you study yesterday?
Hebt ge gisteren gestudeerd?
Do you study chemistry?
Studeer je scheikunde?
I study Korean.
Ik studeer Koreaans.
You must study hard.
Je moet hard leren.
I study abroad.
Ik studeer in het buitenland.
I like to study English.
Ik studeer graag Engels.
All the students study English.
Al de studenten studeren Engels.
I want to study abroad.
Ik wil in het buitenland studeren.
Study harder from now on.
Studeer vanaf nu harder.
I want to study German.
Ik wil Duits studeren.