Vertaling van table

Inhoud:

Engels
Nederlands
table, tabulation, tablet, array {zn.}
tafel  [v]
tabel
lijst 
That's a table.
Dat is een tafel.
This table is reserved.
Deze tafel is gereserveerd.
table {zn.}
tafel  [v]
This table isn't steady.
Deze tafel wiebelt.
That is a table.
Dat is een tafel.
to table, to tabularise, to tabularize, to tabulate {ww.}
tabuleren

I table
you table
we table

ik tabuleer
jij tabuleert
wij tabuleren
» meer vervoegingen van tabuleren

to table, to tabularise, to tabularize, to tabulate {ww.}
tabelleren
tabellariseren

I table
you table
we table

ik tabelleer
jij tabelleert
wij tabelleren
» meer vervoegingen van tabelleren

table {zn.}
klassement [o] (het ~)
table {zn.}
tafelberg
table {zn.}
tafel [m] (de ~)
to defer, to hold over, to postpone, to prorogue, to put off, to put over, to remit, to set back, to shelve, to table {ww.}
temporiseren

I table
you table
we table

ik temporiseer
jij temporiseert
wij temporiseren
» meer vervoegingen van temporiseren

to defer, to hold over, to postpone, to prorogue, to put off, to put over, to remit, to set back, to shelve, to table {ww.}
uitstellen
opschuiven
verschuiven
aanhouden
vertragen

I table
you table
we table

ik stel uit
jij stelt uit
wij stellen uit
» meer vervoegingen van uitstellen

to defer, to hold over, to postpone, to prorogue, to put off, to put over, to remit, to set back, to shelve, to table {ww.}
opschorten

I table
you table
we table

ik schort op
jij schort op
wij schorten op
» meer vervoegingen van opschorten

mesa, table {zn.}
plateau [o] (het ~)
board, table {zn.}
tafelgezelschap


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

Mom spread the table.

Mama heeft de tafel gedekt.

This table isn't steady.

Deze tafel wiebelt.

That is a table.

Dat is een tafel.

That's a table.

Dat is een tafel.

This table is reserved.

Deze tafel is gereserveerd.

This table is heavy.

Deze tafel is zwaar.

He's sitting at the table.

Hij zit aan tafel.

A table has four legs.

Een tafel heeft vier poten.

May I set the table?

Mag ik de tafel klaarzetten?

Who taught them table manners?

Wie heeft hen tafelmanieren geleerd?

I hid under the table.

Ik heb me onder de tafel verstopt.

He has atrocious table manners.

Hij heeft vreselijke tafelmanieren.

There is a cookie under the table.

Een koekje ligt onder de tafel.

The cat slept on the table.

De kat sliep op de tafel.

She removed the dishes from the table.

Ze ruimde de tafel af.