Vertaling van tall
Voorbeelden in zinsverband
Your father is tall.
Uw vader is groot.
I am very tall.
Ik ben heel lang.
He's tall and slim.
Hij is groot en slank.
Her father is tall.
Haar vader is groot.
I'm 1.9 meters tall.
Ik ben 1 meter 90.
Are they tall?
Zijn ze groot?
How tall are you?
Hoe lang bent u?
How tall is that tower?
Hoe hoog is die toren?
Look at that tall building.
Moet je dat hoge gebouw zien.
I'm as tall as Tom.
Ik ben net zo groot als Tom.
She saw a tall man yesterday.
Gisteren zag ze een grote man.
He is as tall as his father.
Hij is zo groot als zijn vader.
He is almost six feet tall.
Hij is bijna zes voet groot.
Tom looked at the tall man suspiciously.
Tom keek argwanend naar de lange man.
In basketball, tall players have an advantage.
Lange spelers hebben een voordeel in basketbal.