Vertaling van teacher

Inhoud:

Engels
Nederlands
teacher {zn.}
instructrice
instructeur [m] (de ~)
instructor, teacher, master {zn.}
leraar [m]
meester
onderwijzer  [m]
instructeur [m]
He is a teacher.
Hij is leraar.
Who is your teacher?
Wie is jouw leraar?
female teacher, teacher {zn.}
lerares [v]
instructrice
schooljuffrouw
onderwijzeres [v]
Mary was the only female teacher.
Mary was de enige lerares.
I was a teacher.
Ik was lerares.
instructor, teacher {zn.}
docent [m] (de ~)
The teacher had her eye on me because she thought I was cheating.
De docent hield me in de gaten omdat ze dacht dat ik spiekte.
instructor, teacher {zn.}
leraar [m] (de ~)
lerares [v] (de ~)
I'm a Japanese teacher.
Ik ben een Japanse lerares.
Mary wants to become a teacher.
Mary wil lerares worden.
instructor, teacher {zn.}
schoolvos
frik [m] (de ~)
schoolfrik
onderwijzer [m] (de ~)
instructor, teacher {zn.}
opleider
instructor, teacher {zn.}
leerkracht [m] (de ~)
onderwijskracht
onderwijsgevende
Is he a teacher?
Is hij een leerkracht?
He bowed to his teacher.
Hij boog voor zijn leerkracht.


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

I was a teacher.

Ik was lerares.

Who's your favorite teacher?

Wie is jouw lievelingsleraar?

Who is your teacher?

Wie is jouw leraar?

Who's your teacher?

Wie is jouw leraar?

Our teacher seemed surprised.

Onze leraar leek verrast te zijn.

I'll be your teacher.

Ik zal jouw leraar zijn.

I'm a Japanese teacher.

Ik ben een Japanse lerares.

Is he a teacher?

Is hij een leerkracht?

He is a teacher.

Hij is leraar.

My brother is a teacher.

Mijn broer is leraar.

He is an experienced teacher.

Hij is een ervaren lesgever.

He bowed to his teacher.

Hij boog voor zijn leerkracht.

The students disobeyed their teacher.

De leerlingen gehoorzaamden hun leraar niet.

I am not a teacher.

Ik ben geen leraar.

Experience is the best teacher.

Ervaring is de beste leermeester.


Gerelateerd aan teacher

instructor - master - female teacherinstructor - adult male