Vertaling van team
bespanning
gespan
ploeg
sportploeg
Voorbeelden in zinsverband
Which team will win?
Welk team zal winnen?
Our team won the game.
Ons team heeft de wedstrijd gewonnen.
Which team won the game?
Welk team heeft de wedstrijd gewonnen?
Our baseball team is very strong.
Onze honkbalploeg is erg sterk.
Our team lost all its games.
Ons team heeft alle wedstrijden verloren.
I wish he were on our team.
Ik zou me wensen, dat hij in onze team zou zijn.
I hope our team will win.
Ik hoop dat ons team wint.
Eric is on our soccer team.
Eric speelt in onze voetbalploeg.
Just as Max predicted, our team lost.
Juist zoals Max het voorspeld had heeft onze team verloren.
George is the captain of our team.
George is onze team aanvoerder.
Our team lost all of its games.
Ons team heeft alle wedstrijden verloren.
Our team defeated our opponent 5-4.
Onze ploeg heeft onze tegenstander met 5-4 verslagen.
Which team will win the game?
Welk team zal de wedstrijd winnen?
Which team is likely to win?
Welk team zal waarschijnlijk winnen?
Mary is on the swim team.
Mary zit bij het zwemteam.