Vertaling van tell

Inhoud:

Engels
Nederlands
to say, to tell, to state {ww.}
zeggen 
opgeven

I tell
you tell
we tell

ik zeg
jij zegt
wij zeggen
» meer vervoegingen van zeggen

Some say this, and others say that.
Sommigen zeggen dit, en anderen zeggen dat.
May I say something?
Mag ik iets zeggen?
to command, to order, to tell, to dictate {ww.}
voorschrijven
verordenen
gelasten 
sommeren
bevelen

I tell
you tell
we tell

ik schrijf voor
jij schrijft voor
wij schrijven voor
» meer vervoegingen van voorschrijven

to relate, to tell, to narrate, to recount {ww.}
vertellen 
verhalen
debiteren

I tell
you tell
we tell

ik vertel
jij vertelt
wij vertellen
» meer vervoegingen van vertellen

I won't tell anyone.
Ik zal het niemand vertellen.
I'll tell you my story.
Ik zal jou mijn verhaal vertellen.
to tell {ww.}
meedelen
mededelen

I tell
you tell
we tell

ik deel mee
jij deelt mee
wij delen mee
» meer vervoegingen van meedelen

to tell {ww.}
waarschuwen

I tell
you tell
we tell

ik waarschuw
jij waarschuwt
wij waarschuwen
» meer vervoegingen van waarschuwen

to inform, to let know, to acquaint, to announce, to apprise, to convey, to notify, to tell, to advise {ww.}
aankondigen 
in kennis stellen
meedelen
mededelen 
verwittigen 

I tell
you tell
we tell

ik kondig aan
jij kondigt aan
wij kondigen aan
» meer vervoegingen van aankondigen

to differentiate, to distinguish, to secern, to secernate, to separate, to severalise, to severalize, to tell, to tell apart {ww.}
differentiëren

I tell
you tell
we tell

ik differentieer
jij differentieert
wij differentiëren
» meer vervoegingen van differentiëren

to narrate, to recite, to recount, to tell {ww.}
oververtellen
navertellen

I tell
you tell
we tell

ik vertel over
jij vertelt over
wij vertellen over
» meer vervoegingen van oververtellen

to say, to state, to tell {ww.}
zeggen
spreken
uitbrengen

I tell
you tell
we tell

ik zeg
jij zegt
wij zeggen
» meer vervoegingen van zeggen

You must always tell the truth.
Je moet altijd de waarheid spreken.
He can say such things.
Hij kan zoiets zeggen.
to narrate, to recite, to recount, to tell {ww.}
verhalen
vertellen

I tell
you tell
we tell

ik verhaal
jij verhaalt
wij verhalen
» meer vervoegingen van verhalen

to differentiate, to distinguish, to secern, to secernate, to separate, to severalise, to severalize, to tell, to tell apart {ww.}
onderscheiden
decoreren

I tell
you tell
we tell

ik onderscheid
jij onderscheidt
wij onderscheiden
» meer vervoegingen van onderscheiden



Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

Tell me about it.

Vertel me erover!

Don't tell my boyfriend.

Zeg niets tegen mijn vriendje.

Tell me about it!

Spreek mij daarover.

Tell me the story.

Vertel me het verhaal.

I won't tell anyone.

Ik zal het niemand vertellen.

He doesn't tell lies.

Hij liegt niet.

Don't tell him that, please!

Zeg hem dat niet, alsjeblieft!

Tell me what you want.

Zeg me wat je wil.

Please tell me your opinion.

Geef me jouw opinie, alsjeblieft.

Please tell me your name.

Vertel me alsjeblieft je naam.

Why didn't you tell me?

Waarom vertelde je me dat niet?

Please tell him to wait.

Vraag hem alstublieft om te wachten.

Tell me about your plan.

Leg me je plan uit.

You didn't tell him anything?

Heb je hem niks gezegd?

They never tell a lie.

Ze liegen nooit.


Gerelateerd aan tell

say - state - command - order - dictate - relate - narrate - recount - inform - let know - acquaint - announce - apprise - convey - notifyinform - alter - narrate - tell - pay back