Vertaling van term

Inhoud:

Engels
Nederlands
term {zn.}
term
lid 
term {zn.}
vakterm
term
to call, to designate, to dub, to label, to name, to term {ww.}
noemen 
uitmaken voor
benoemen 
heten

I term
you term
we term

ik noem
jij noemt
wij noemen
» meer vervoegingen van noemen

They call him Jim.
Ze noemen hem Jim.
People call him Dave.
Mensen noemen hem Dave.
monomial, term {zn.}
eenterm [m]
condition, stipulation, provision, proviso, term, requirement {zn.}
voorwaarde  [v]
conditie  [v]
bepaling  [v]
Health is an important condition of success.
Gezondheid is een belangrijke voorwaarde voor succes.
I'll do it, but there's one condition.
Ik doe het op één voorwaarde.
period, term {zn.}
tijdvak
periode  [v]
quarter, term {zn.}
trimester  [o]


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

Your marks were well below average this term.

Je cijfers waren duidelijk lager dan gemiddeld dit semester.

The new term starts in April in Japan.

Het nieuwe semester begint in april in Japan.

I suppose it's different when you think about it over the long term.

Ik denk dat de zaak er wat anders voor staat wanneer je hierover nadenkt op de lange termijn.

According to the long-term forecast, a mild winter seems to be ahead.

Volgens de langetijdsvoorspelling schijnt er een zachte winter aan te komen.


Gerelateerd aan term

call - designate - dub - label - name - monomial - condition - stipulation - provision - proviso - requirement - period - quarter