Vertaling van thought
I thought
you thought
he/she/it thought
ik dacht na
jij dacht na
hij/zij/het dacht na
» meer vervoegingen van nadenken
I thought
you thought
he/she/it thought
ik nam aan
jij nam aan
hij/zij/het nam aan
» meer vervoegingen van aannemen
I thought
you thought
he/she/it thought
ik achtte
jij achtte
hij/zij/het achtte
» meer vervoegingen van achten
I thought
you thought
he/she/it thought
ik dacht
jij dacht
hij/zij/het dacht
» meer vervoegingen van denken
denkbeeld
begrip
gezindheid
convictie
denkwijs
denkwijze
gedachte
opinie
inzien
oordeel
zin
stellingname
standpunt
opvatting
inzicht
gevoelen
denkbeeld
hersenwerk
geestesarbeid
hersenarbeid
denkwerk
menen
I thought
you thought
he/she/it thought
ik bedoelde
jij bedoelde
hij/zij/het bedoelde
» meer vervoegingen van bedoelen
denken
menen
I thought
you thought
he/she/it thought
ik vond
jij vond
hij/zij/het vond
» meer vervoegingen van vinden
I thought
you thought
he/she/it thought
ik bracht thuis
jij bracht thuis
hij/zij/het bracht thuis
» meer vervoegingen van thuisbrengen
I thought
you thought
he/she/it thought
ik belde terug
jij belde terug
hij/zij/het belde terug
» meer vervoegingen van terugbellen
I thought
you thought
he/she/it thought
ik apporteerde
jij apporteerde
hij/zij/het apporteerde
» meer vervoegingen van apporteren
dunken
I thought
you thought
he/she/it thought
ik dacht
jij dacht
hij/zij/het dacht
» meer vervoegingen van denken
terughalen
herinneren
I thought
you thought
he/she/it thought
ik reproduceerde
jij reproduceerde
hij/zij/het reproduceerde
» meer vervoegingen van reproduceren
I thought
you thought
he/she/it thought
ik meende
jij meende
hij/zij/het meende
» meer vervoegingen van menen
I thought
you thought
he/she/it thought
ik zag in
jij zag in
hij/zij/het zag in
» meer vervoegingen van inzien
Voorbeelden in zinsverband
She thought no harm.
Ze dacht aan geen kwaad.
This is what I thought.
Dit is wat ik dacht.
Tom thought it was unfair.
Tom dacht dat het was oneerlijk.
I thought Tom was asleep.
Ik dacht dat Tom sliep
I thought it was true.
Ik dacht dat het waar was.
That's exactly what I thought.
Dat is precies wat ik dacht.
I thought I must do it.
Ik vond dat ik dat moest doen.
I thought that he was a doctor.
Ik dacht dat hij een arts was.
I thought that he was innocent.
Ik dacht dat hij onschuldig was.
She thought of a good solution.
Ze bedacht een goede oplossing.
One clear thought is worth two neologisms.
Eén heldere gedachte is twee neologismen waard.
His one thought is to see her.
Het enige waar hij aan denkt, is haar zien.
I thought we'd have breakfast together.
Ik dacht dat we samen zouden ontbijten.
It was just as I thought.
Ik wist het wel.
I thought that book was difficult to read.
Ik dacht dat dat boek moeilijk te lezen was.