Vertaling van ticket
ontvangbewijs
reçu
ontvangstbewijs
passagebiljet
prent
proces-verbaal
verbaal
bon
entreebewijs
entreebiljet
kaart
kaartje
entreekaart
beboeten
prenten
bekeuren
I ticket
you ticket
we ticket
ik verbaliseer
jij verbaliseert
wij verbaliseren
» meer vervoegingen van verbaliseren
Voorbeelden in zinsverband
Don't forget the ticket.
Vergeet het kaartje niet.
Where's the ticket counter?
Waar is het loket?
Please show your ticket.
Uw ticket, alstublieft.
I don't have a ticket.
Ik heb geen ticket.
Do you have a ticket?
Heb je een kaartje?
Where did you buy the ticket?
Waar heeft u het ticket gekocht?
The ticket is good through Monday.
Het ticket is geldig tot en met maandag.
Please give me a ticket for the seven o'clock show.
Geeft u mij een kaartje voor de voorstelling van zeven uur, alstublieft.
Shall I buy you a ticket for the concert?
Zal ik een kaartje voor het concert voor je kopen?
I told them to send me another ticket.
Ik heb ze gezegd dat ze me nog een ticket moeten opsturen.
Dear passengers! If you get on a means of transport and don’t have a season ticket, punch a one-time ticket without waiting for the next station.
Geachte passagiers! Indien u het vervoermiddel betreedt zonder in het bezit te zijn van een geldig abonnement, stempel dan uw plaatsbewijs af vóór de volgende halte.
You have only to push the button to get a ticket.
Je hoeft alleen maar op het knopje te drukken om een kaartje te krijgen.