Vertaling van time
I time
you time
we time
ik time
jij timet
wij timen
» meer vervoegingen van timen
tijdsgewricht
I time
you time
we time
ik time
jij timet
wij timen
» meer vervoegingen van timen
I time
you time
we time
ik klok
jij klokt
wij klokken
» meer vervoegingen van klokken
Voorbeelden in zinsverband
Time flies.
De tijd vliegt.
We go fishing from time to time.
We gaan van tijd tot tijd vissen.
Yes, it happens from time to time.
Ja, het gebeurt van tijd tot tijd.
Long time, no see.
Lang niet gezien.
It's time to sleep.
Het is bedtijd.
I need more time.
Ik heb meer tijd nodig.
Time is money.
Tijd is geld.
How time flies.
De tijd vliegt.
What is the time?
Hoe laat is het?
It's time for lunch.
Het is tijd voor het middageten.
What time is breakfast?
Hoe laat ontbijten we?
Have a good time.
Veel plezier!
Your time is over.
Je tijd is om.
Tom is wasting time
Tom verspilt tijd.
He's always on time.
Hij is altijd op tijd.