Vertaling van to drive
I drive
you drive
we drive
ik drijf aan
jij drijft aan
wij drijven aan
» meer vervoegingen van aandrijven
vervoeren
chaufferen
I drive
you drive
we drive
ik rijd
jij rijdt
wij rijden
» meer vervoegingen van rijden
I drive
you drive
we drive
ik bestuur
jij bestuurt
wij besturen
» meer vervoegingen van besturen
I drive
you drive
we drive
ik drijf voort
jij drijft voort
wij drijven voort
» meer vervoegingen van voortdrijven
rammen
heien
I drive
you drive
we drive
ik rammei
jij rammeit
wij rammeien
» meer vervoegingen van rammeien
I drive
you drive
we drive
ik ga
jij gaat
wij gaan
» meer vervoegingen van gaan
I drive
you drive
we drive
ik breng
jij brengt
wij brengen
» meer vervoegingen van brengen
rondleiden
geleiden
de weg wijzen
I drive
you drive
we drive
ik leid
jij leidt
wij leiden
» meer vervoegingen van leiden
I drive
you drive
we drive
ik bestuur
jij bestuurt
wij besturen
» meer vervoegingen van besturen
Voorbeelden in zinsverband
I don't want to drive.
Ik wil niet rijden.
My dad used to drive a Beetle.
Vroeger reed mijn vader een Kever.
My older brother knows how to drive.
Mijn grote broer kan rijden.
It is dangerous to drive so fast.
Het is gevaarlijk om zo snel te rijden.
Do you know how to drive a car?
Kun je autorijden?
Tom is too young to drive a car.
Tom is te jong om auto te rijden.