Vertaling van to give

Inhoud:

Engels
Nederlands
to give, to accord, to administer, to grant, to impart, to provide, to confer, to allow, to yield, to spare, to afford {ww.}
geven 
aangeven 
opbrengen
toebrengen
toekennen
verlenen

I give
you give
we give

ik geef
jij geeft
wij geven
» meer vervoegingen van geven

to donate, to give, to grant, to present {ww.}
cadeau geven
schenken 

I give
you give
we give

ik schenk
jij schenkt
wij schenken
» meer vervoegingen van schenken

to give, to hand, to pass, to pass on, to reach, to turn over {ww.}
aanreiken
aangeven
toesteken

I give
you give
we give

ik reik aan
jij reikt aan
wij reiken aan
» meer vervoegingen van aanreiken

to give, to hand, to pass, to pass on, to reach, to turn over {ww.}
opbrengen
afdragen

I give
you give
we give

ik breng op
jij brengt op
wij brengen op
» meer vervoegingen van opbrengen

to give, to sacrifice {ww.}
opofferen
offeren

I give
you give
we give

ik offer op
jij offert op
wij offeren op
» meer vervoegingen van opofferen

to give, to hand, to pass, to pass on, to reach, to turn over {ww.}
doorgeven

I give
you give
we give

ik geef door
jij geeft door
wij geven door
» meer vervoegingen van doorgeven

Since I will see him tomorrow, I can give him a message if you want.
Gezien ik hem morgen zal zien kan ik hem een boodschap doorgeven, als je dat wilt.
to give {ww.}
opgeven

I give
you give
we give

ik geef op
jij geeft op
wij geven op
» meer vervoegingen van opgeven

to give, to have, to hold, to make, to throw {ww.}
voeren
houden

I give
you give
we give

ik voer
jij voert
wij voeren
» meer vervoegingen van voeren

to give {ww.}
geven

I give
you give
we give

ik geef
jij geeft
wij geven
» meer vervoegingen van geven

to give, to hand, to pass, to pass on, to reach, to turn over {ww.}
overleveren

I give
you give
we give

ik lever over
jij levert over
wij leveren over
» meer vervoegingen van overleveren

to chip in, to contribute, to give, to kick in {ww.}
geven
opleveren

I give
you give
we give

ik geef
jij geeft
wij geven
» meer vervoegingen van geven

to break, to cave in, to collapse, to fall in, to founder, to give, to give way {ww.}
meegeven

I give
you give
we give

ik geef mee
jij geeft mee
wij geven mee
» meer vervoegingen van meegeven

to commit, to consecrate, to dedicate, to devote, to give {ww.}
geven
inzetten

I give
you give
we give

ik geef
jij geeft
wij geven
» meer vervoegingen van geven

to ease up, to give, to give way, to move over, to yield {ww.}
doorschuiven

I give
you give
we give

ik schuif door
jij schuift door
wij schuiven door
» meer vervoegingen van doorschuiven

to commit, to consecrate, to dedicate, to devote, to give {ww.}
bekleden

I give
you give
we give

ik bekleed
jij bekleedt
wij bekleden
» meer vervoegingen van bekleden

to commit, to consecrate, to dedicate, to devote, to give {ww.}
wijden

I give
you give
we give

ik wijd
jij wijdt
wij wijden
» meer vervoegingen van wijden

to ease up, to give, to give way, to move over, to yield {ww.}
inschikken
opschikken
verschikken
opschuiven

I give
you give
we give

ik schik in
jij schikt in
wij schikken in
» meer vervoegingen van inschikken

to commit, to consecrate, to dedicate, to devote, to give {ww.}
wijden

I give
you give
we give

ik wijd
jij wijdt
wij wijden
» meer vervoegingen van wijden

to feed, to give {ww.}
spijzen
spijzigen
voeden

I give
you give
we give

ik spijs
jij spijst
wij spijzen
» meer vervoegingen van spijzen

to break, to cave in, to collapse, to fall in, to founder, to give, to give way {ww.}
afkalven

they give

zij kalven af
» meer vervoegingen van afkalven

to chip in, to contribute, to give, to kick in {ww.}
meehelpen

I give
you give
we give

ik help mee
jij helpt mee
wij helpen mee
» meer vervoegingen van meehelpen

to chip in, to contribute, to give, to kick in {ww.}
inbrengen

I give
you give
we give

ik breng in
jij brengt in
wij brengen in
» meer vervoegingen van inbrengen

to gift, to give, to present {ww.}
gunnen

I give
you give
we give

ik gun
jij gunt
wij gunnen
» meer vervoegingen van gunnen

to gift, to give, to present {ww.}
geven
schenken

I give
you give
we give

ik geef
jij geeft
wij geven
» meer vervoegingen van geven

I'm not sure whom I should give this present: to the girl or to the boy?
Ik weet niet zeker aan wie ik dit cadeau moet geven: aan het meisje of aan de jongen?
Cows give milk.
Koeien geven melk.
to generate, to give, to render, to return, to yield {ww.}
geven

I give
you give
we give

ik geef
jij geeft
wij geven
» meer vervoegingen van geven

They give nothing.
Zij geven niets.
Please give us some examples.
Kunt u ons een paar voorbeelden geven?
to chip in, to contribute, to give, to kick in {ww.}
bijdragen
contribueren

I give
you give
we give

ik draag bij
jij draagt bij
wij dragen bij
» meer vervoegingen van bijdragen

Melting polar icecaps could also contribute to an increase in sea levels.
Het smelten van de poolkappen kan bijdragen aan het stijgen van het zeeniveau.
to commit, to consecrate, to dedicate, to devote, to give {ww.}
aanbevelen
bevelen
toevertrouwen

I give
you give
we give

ik beveel aan
jij beveelt aan
wij bevelen aan
» meer vervoegingen van aanbevelen

to break, to cave in, to collapse, to fall in, to founder, to give, to give way {ww.}
verteren
vergaan

I give
you give
we give

ik verteer
jij verteert
wij verteren
» meer vervoegingen van verteren

to feed, to give {ww.}
voeren
voederen

I give
you give
we give

ik voer
jij voert
wij voeren
» meer vervoegingen van voeren



Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

I don't want to give up.

Ik wil niet opgeven.

I want to give mum a plant.

Ik wil een plant aan mama geven.

I advise you to give up drinking.

Ik raad u aan te stoppen met drinken.

He is too proud to give up.

Hij is te trots om op te geven.

He refused to give them the information.

Hij weigerde hen de informatie te geven.

I want to give Mom a plant.

Ik wil een plant aan mama geven.

You have only to give him a little help.

Ge moet hem maar een klein beetje helpen.

I had to give Tom time to think about it.

Ik moest Tom tijd om erover na te denken geven.

The doctor told me to give up smoking.

De dokter heeft mij gezegd dat ik moest stoppen met roken.

I have to give back the book before Saturday.

Ik moet de boeken voor zaterdag terugbrengen.

I don't want to give Tom my key.

Ik wil Tom mijn sleutel niet geven.

She was so kind as to give me advice.

Ze was zo vriendelijk mij raad te geven.

By the time that he tried 966, Dima was beginning to give up hope.

Tegen de tijd dat hij 966 probeerde, begon Dima de hoop op te geven.

I can't believe you're going to give away all your money.

Ik kan niet geloven dat je al je geld gaat weggeven.

She called him back to give him something he had left behind.

Ze belde hem terug om iets terug te geven dat hij achtergelaten had.


Gerelateerd aan to give

give - accord - administer - grant - impart - provide - confer - allow - yield - spare - afford - donate - present - hand - passgive - pay - abandon - announce - cater - furnish - change - exert - shove - instal - commit - work - force - displace - crumble - facilitate - chip in - allow - gift - pass on - disintegrate - feed