Vertaling van to go
I go
you go
we go
ik ga
jij gaat
wij gaan
» meer vervoegingen van gaan
I go
you go
we go
ik ga
jij gaat
wij gaan
» meer vervoegingen van gaan
I go
you go
we go
ik ga
jij gaat
wij gaan
» meer vervoegingen van gaan
klinken
I go
you go
we go
ik klink uit
jij klinkt uit
wij klinken uit
» meer vervoegingen van uitklinken
uitgeven
I go
you go
we go
ik kom uit
jij komt uit
wij komen uit
» meer vervoegingen van uitkomen
tijgen
gaan
I go
you go
we go
ik koers
jij koerst
wij koersen
» meer vervoegingen van koersen
flitsen
afschieten
I go
you go
we go
ik schiet
jij schiet
wij schieten
» meer vervoegingen van schieten
I go
you go
we go
ik ga
jij gaat
wij gaan
» meer vervoegingen van gaan
I go
you go
we go
ik beweeg
jij beweegt
wij bewegen
» meer vervoegingen van bewegen
leiden
lopen
I go
you go
we go
ik voer
jij voert
wij voeren
» meer vervoegingen van voeren
I go
you go
we go
ik word
jij wordt
wij worden
» meer vervoegingen van worden
I go
you go
we go
ik verga
jij vergaat
wij vergaan
» meer vervoegingen van vergaan
I go
you go
we go
ik crepeer
jij crepeert
wij creperen
» meer vervoegingen van creperen
I go
you go
we go
ik weiger
jij weigert
wij weigeren
» meer vervoegingen van weigeren
I go
you go
we go
ik ga dood
jij gaat dood
wij gaan dood
» meer vervoegingen van doodgaan
draaien
I go
you go
we go
ik loop
jij loopt
wij lopen
» meer vervoegingen van lopen
I go
you go
we go
ik ga
jij gaat
wij gaan
» meer vervoegingen van gaan
I go
you go
we go
ik boor op
jij boort op
wij boren op
» meer vervoegingen van opboren
I go
you go
we go
ik zit
jij zit
wij zitten
» meer vervoegingen van zitten
insluimeren
ontslapen
overlijden
peigeren
verrekken
verscheiden
sterven
heengaan
kapotgaan
versmachten
inslapen
creperen
I go
you go
we go
ik expireer
jij expireert
wij expireren
» meer vervoegingen van expireren
I go
afspringen
I go
you go
we go
ik sla af
jij slaat af
wij slaan af
» meer vervoegingen van afslaan
I go
you go
we go
ik leef voort
jij leeft voort
wij leven voort
» meer vervoegingen van voortleven
I go
you go
we go
ik loop
jij loopt
wij lopen
» meer vervoegingen van lopen
komen
geraken
raken
treden
I go
you go
we go
ik val
jij valt
wij vallen
» meer vervoegingen van vallen
I go
you go
we go
ik ga over
jij gaat over
wij gaan over
» meer vervoegingen van overgaan
I go
you go
we go
ik leef
jij leeft
wij leven
» meer vervoegingen van leven
functioneren
I go
you go
we go
ik werk
jij werkt
wij werken
» meer vervoegingen van werken
behoren
I go
you go
we go
ik hoor
jij hoort
wij horen
» meer vervoegingen van horen
I go
you go
we go
ik blijf dood
jij blijft dood
wij blijven dood
» meer vervoegingen van doodblijven
I go
you go
we go
ik val dood
jij valt dood
wij vallen dood
» meer vervoegingen van doodvallen
I go
you go
we go
ik hoor thuis
jij hoort thuis
wij horen thuis
» meer vervoegingen van thuishoren
I go
you go
we go
ik floep uit
jij floept uit
wij floepen uit
» meer vervoegingen van uitfloepen
sluiten
I go
you go
we go
ik pas
jij past
wij passen
» meer vervoegingen van passen
Voorbeelden in zinsverband
You have to go.
Je moet gaan.
I'm going to go.
Ik ga.
I want to go abroad.
Ik wil naar het buitenland.
I want to go home.
Ik wil naar huis.
It's time to go home.
Het is tijd om naar huis te gaan.
I have to go home.
Ik moet naar huis gaan.
For here, or to go?
Is het om hier te eten, of om mee te nemen?
I wanted to go there.
Ik wilde daar naartoe gaan.
I have to go shopping.
Ik moet gaan winkelen.
You don't need to go there.
Je hoeft daar niet heen te gaan.
His wish is to go to America.
Hij wil naar Amerika gaan.
I intended to go, but forgot to.
Ik was van plan om te gaan, maar ben het vergeten.
I have to go to bed.
Ik moet naar bed.
Sawako wants to go to France.
Sawako wil naar Frankrijk.
I want to go somewhere in Europe.
Ik wil ergens naartoe gaan in Europa.