Vertaling van to live

Inhoud:

Engels
Nederlands
to be alive, to live {ww.}
leven 

I live
you live
we live

ik leef
jij leeft
wij leven
» meer vervoegingen van leven

Live and let live.
Leven en laten leven.
We live in peace.
We leven in vrede.
to dwell, to live, to reside, to stay {ww.}
wonen 
huizen
resideren
gevestigd zijn

I live
you live
we live

ik woon
jij woont
wij wonen
» meer vervoegingen van wonen

Where do you all live?
Waar wonen jullie allemaal?
They live nearby.
Ze wonen in de buurt.
to endure, to go, to hold out, to hold up, to last, to live, to live on, to survive {ww.}
voortleven

I live
you live
we live

ik leef voort
jij leeft voort
wij leven voort
» meer vervoegingen van voortleven

to dwell, to inhabit, to live, to populate {ww.}
bevolken

I live
you live
we live

ik bevolk
jij bevolkt
wij bevolken
» meer vervoegingen van bevolken

to dwell, to inhabit, to live, to populate {ww.}
bevolken
bewonen

I live
you live
we live

ik bevolk
jij bevolkt
wij bevolken
» meer vervoegingen van bevolken

to endure, to go, to hold out, to hold up, to last, to live, to live on, to survive {ww.}
leven

I live
you live
we live

ik leef
jij leeft
wij leven
» meer vervoegingen van leven

Twenty families live here.
Twintig families leven hier.
They live in poverty.
Ze leven in armoede.
to endure, to go, to hold out, to hold up, to last, to live, to live on, to survive {ww.}
I live on the bottom floor.
Ik woon gelijkvloers.
What floor do you live on?
Op welke verdieping woont ge?
to be, to live {ww.}
bestaan
existeren

I live
you live
we live

ik besta
jij bestaat
wij bestaan
» meer vervoegingen van bestaan

to exist, to live, to subsist, to survive {ww.}
bestaan
leven

I live
you live
we live

ik besta
jij bestaat
wij bestaan
» meer vervoegingen van bestaan

to be, to live {ww.}
leven

I live
you live
we live

ik leef
jij leeft
wij leven
» meer vervoegingen van leven

to exist, to live, to subsist, to survive {ww.}
overblijven

I live
you live
we live

ik blijf over
jij blijft over
wij blijven over
» meer vervoegingen van overblijven



Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

Humans were never meant to live forever.

Het was nooit de bedoeling dat mensen eeuwig zouden leven.

Women tend to live longer than men.

Vrouwen leven over het algemeen langer dan mannen.

It's impossible to live on that island.

Het is onmogelijk op dat eiland te wonen.

I have nothing to live for.

Ik heb niets om voor te leven.

I plan to live in the city.

Ik ben van plan om in de stad te gaan wonen.

I would like to live in France.

Ik zou graag in Frankrijk wonen.

I'd like to live in New York.

Ik zou graag in New York willen wonen.

I learned to live without her.

Ik heb geleerd te leven zonder haar.

He had no place to live.

Hij had geen plek om te wonen.

One must eat to live, and not live to eat.

Men moet eten om te leven, niet leven om te eten.

This house is too small to live in.

Dit huis is te klein om in te wonen.

She is likely to live to be one hundred.

Ze kan met gemak honderd jaar worden.

Life begins when you're ready to live it.

Het leven begint wanneer je klaar bent om het te leven.

The house we used to live in was torn down.

Het huis waar we vroeger in woonden werd afgebroken.

I want to live in a big city.

Ik wil in een grote stad leven.


Gerelateerd aan to live

be alive - live - dwell - reside - stay - endure - go - hold out - hold up - last - live on - survive - inhabit - populate - bebear on - be - cater - apply - exist - keep - remain