Vertaling van to play
I play
you play
we play
ik bespeel
jij bespeelt
wij bespelen
» meer vervoegingen van bespelen
ten gehore brengen
laten horen
I play
you play
we play
ik speel
jij speelt
wij spelen
» meer vervoegingen van spelen
I play
you play
we play
ik speel
jij speelt
wij spelen
» meer vervoegingen van spelen
Voorbeelden in zinsverband
Children need to play.
Kinderen moeten spelen.
Mike likes to play basketball.
Mike speelt graag basketbal.
It's fun to play baseball.
Het is leuk om honkbal te spelen.
All boys like to play baseball.
Alle jongens spelen graag honkbal.
Oliver likes to play with Playmobil.
Oliver vindt het leuk om met Playmobil te spelen.
Ann had no friends to play with.
Ana had geen vrienden waarmee ze kon spelen.
It is easy to play tennis.
Tennis spelen is gemakkelijk.
It's dangerous to play around the fire.
Het is gevaarlijk dicht bij het vuur te spelen.
We went to the park to play.
We gingen naar het park om te spelen.
They like to play in the snow.
Ze spelen graag in de sneeuw.
Will you allow me to play the piano?
Sta je me toe om piano te spelen?
I want you to play the guitar for me.
Ik wil dat ge gitaar speelt voor mij.
I'm going outside to play. Are you coming with?
Ik ga buiten spelen. Ga je mee?
I don't have a clue how to play golf.
Ik heb geen flauw idee hoe ik moet golfen.
I don't want to play this game anymore.
Ik wil niet spelletje niet meer spelen.