Vertaling van to prick
Inhoud:
Engels
Nederlands
to pick, to stab, to sting, to pierce, to prick, to puncture, to pique, to stick {ww.}
I prick
you prick
we prick
ik pik
jij pikt
wij pikken
» meer vervoegingen van pikken
Don't forget to pick me up at 6 o'clock tomorrow.
Vergeet me niet op te pikken om zes uur morgenochtend.
to puncture, to prick {ww.}
puncteren
I prick
you prick
we prick
ik puncteer
jij puncteert
wij puncteren
» meer vervoegingen van puncteren
to prick, to prickle {ww.}
prikken
prikkelen
prikkelen
I prick
you prick
we prick
ik prik
jij prikt
wij prikken
» meer vervoegingen van prikken
to bite, to prick, to sting {ww.}
steken
I prick
you prick
we prick
ik steek
jij steekt
wij steken
» meer vervoegingen van steken
to bite, to prick, to sting {ww.}
doorbijten
I prick
you prick
we prick
ik bijt door
jij bijt door
wij bijten door
» meer vervoegingen van doorbijten