Vertaling van to speak
I speak
you speak
we speak
ik spreek
jij spreekt
wij spreken
» meer vervoegingen van spreken
praten
hebben
converseren
I speak
you speak
we speak
ik spreek
jij spreekt
wij spreken
» meer vervoegingen van spreken
I speak
you speak
we speak
ik spreek
jij spreekt
wij spreken
» meer vervoegingen van spreken
I speak
you speak
we speak
ik verbaliseer
jij verbaliseert
wij verbaliseren
» meer vervoegingen van verbaliseren
Voorbeelden in zinsverband
They're able to speak Spanish.
Zij kunnen Spaans spreken.
He's able to speak Japanese.
Hij kan Japans spreken.
To speak English is not easy.
Engels spreken is niet makkelijk.
It is difficult to speak three languages.
Het is moeilijk om drie talen te spreken.
He is able to speak Japanese.
Hij kan Japans spreken.
I'd like to speak to John.
Ik zou graag met John spreken.
It is not difficult to speak English.
Het is niet moeilijk om Engels te spreken.
I found it easy to speak English.
Ik vond het makkelijk om Engles te spreken.
He is able to speak five languages.
Hij kan vijf talen spreken.
I don't like to speak in public.
Ik spreek niet graag in het openbaar.
Man has the ability to speak.
De mens heeft het vermogen om te spreken.
Is it hard to speak English?
Is het moeilijk om Engels te spreken?
He was too angry to speak.
Hij was te kwaad om te spreken.
I tried to speak Chinese and Mr. Wang tried to speak French.
Ik probeerde in het Chinees te praten en mijnheer Wang probeerde in het Frans te praten.
He is, so to speak, a walking encyclopedia.
Hij is, zo te spreken, een lopende encyclopedie.