Vertaling van to stay

Inhoud:

Engels
Nederlands
to dwell, to live, to reside, to stay {ww.}
wonen 
huizen
resideren
gevestigd zijn

I stay
you stay
we stay

ik woon
jij woont
wij wonen
» meer vervoegingen van wonen

Where do you all live?
Waar wonen jullie allemaal?
They live nearby.
Ze wonen in de buurt.
to abide, to linger, to remain, to stay {ww.}
verwijlen
wijlen
vertoeven
verblijf houden
resideren
plakken 

I stay
you stay
we stay

ik verwijl
jij verwijlt
wij verwijlen
» meer vervoegingen van verwijlen

to be a guest, to stay {ww.}
logeren 
te gast zijn

I stay
you stay
we stay

ik logeer
jij logeert
wij logeren
» meer vervoegingen van logeren

I am going to stay with my aunt in Hawaii.
Ik ga bij mijn tante op Hawaï logeren.
to be on a visit, to stay, to stop {ww.}
logeren 

I stay
you stay
we stay

ik logeer
jij logeert
wij logeren
» meer vervoegingen van logeren

to halt, to stop, to end, to hold, to obstruct, to stem, to stay, to stall, to arrest {ww.}
stoppen 
aanhouden 
stuiten
stilzetten
stilleggen
keren

I stay
you stay
we stay

ik stop
jij stopt
wij stoppen
» meer vervoegingen van stoppen

You should stop drinking.
Je moet stoppen met drinken.
I couldn't stop Tom.
Ik kon Tom niet stoppen.
to remain, to stay, to stay over, to abide, to keep, to rest, to stop {ww.}
blijven 
verblijven
toeven
resteren
resten
overblijven 

I stay
you stay
we stay

ik blijf
jij blijft
wij blijven
» meer vervoegingen van blijven

I will stay there.
Ik zal daar blijven.
He can't stay long.
Hij kan niet lang blijven.


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

I give you permission to stay.

Ik geef je toestemming om te blijven.

Does Tom have to stay home today?

Moet Tom thuisblijven vandaag?

Does Tom need to stay home today?

Moet Tom thuisblijven vandaag?

He wants you to stay here.

Hij wil dat je hier blijft.

He went to stay with his cousin.

Hij ging weg om bij zijn kozijn te blijven.

Tom wanted to stay home with Mary.

Tom wilde thuisblijven met Maria.

It's boring to stay at home.

Het is saai om thuis te blijven.

Hence, I shall have to stay here.

Daarom zal ik hier moeten blijven.

How many days do you plan to stay?

Hoeveel dagen ben je van plan om te blijven?

I had to stay in bed all day.

Ik moest de hele dag in bed blijven.

I am going to stay with my aunt in Hawaii.

Ik ga bij mijn tante op Hawaï logeren.

We intended to stay there about two weeks.

We waren van plan om daar ongeveer twee weken te blijven.

How long are you going to stay in Boston?

Hoe lang blijf je in Boston?

You are to stay here until we come back.

Je moet hier blijven totdat we terugkomen.

I don't know my address yet, I'm going to stay with my friend for a while.

Ik weet mijn adres nog niet, ik ga een tijdje bij mijn vriendin wonen.


Gerelateerd aan to stay

dwell - live - reside - stay - abide - linger - remain - be a guest - be on a visit - stop - halt - end - hold - obstruct - stem