Vertaling van to study
I study
you study
we study
ik bestudeer
jij bestudeert
wij bestuderen
» meer vervoegingen van bestuderen
I study
you study
we study
ik studeer
jij studeert
wij studeren
» meer vervoegingen van studeren
I study
you study
we study
ik exploreer
jij exploreert
wij exploreren
» meer vervoegingen van exploreren
I study
you study
we study
ik studeer
jij studeert
wij studeren
» meer vervoegingen van studeren
I study
you study
we study
ik bestudeer
jij bestudeert
wij bestuderen
» meer vervoegingen van bestuderen
I study
you study
we study
ik mediteer
jij mediteert
wij mediteren
» meer vervoegingen van mediteren
I study
you study
we study
ik onderzoek
jij onderzoekt
wij onderzoeken
» meer vervoegingen van onderzoeken
I study
you study
we study
ik studeer
jij studeert
wij studeren
» meer vervoegingen van studeren
I study
you study
we study
ik cijfer uit
jij cijfert uit
wij cijferen uit
» meer vervoegingen van uitcijferen
I study
you study
we study
ik spit uit
jij spit uit
wij spitten uit
» meer vervoegingen van uitspitten
I study
you study
we study
ik bestudeer
jij bestudeert
wij bestuderen
» meer vervoegingen van bestuderen
I study
you study
we study
ik informeer
jij informeert
wij informeren
» meer vervoegingen van informeren
overpeinzen
nadenken
overwegen
I study
you study
we study
ik overdenk
jij overdenkt
wij overdenken
» meer vervoegingen van overdenken
filosoferen
mijmeren
I study
you study
we study
ik peins
jij peinst
wij peinzen
» meer vervoegingen van peinzen
Voorbeelden in zinsverband
I like to study English.
Ik studeer graag Engels.
I want to study abroad.
Ik wil in het buitenland studeren.
I want to study German.
Ik wil Duits studeren.
Why do you want to study abroad?
Hoezo wil je in het buitenland studeren?
He was too tired to study.
Hij was te moe om te studeren.
He always wanted to study Japanese.
Hij heeft altijd Japans willen leren.
She went to Italy to study literature.
Ze ging naar Italië om literatuur te studeren.
My parents want me to study medicine.
Mijn ouders willen dat ik geneeskunde studeer.
It is your duty to study.
Het is je plicht om te studeren.
He went to America to study English.
Hij is naar Amerika gegaan om Engels te leren.
I will have to study harder.
Ik zal harder moeten studeren.
I'm going to study English this afternoon.
Ik ga vanmiddag Engels oefenen.
Tom isn't the only one who has to study. I have to study as well.
Tom is niet de enige die moet studeren. Ik moet dat ook.
He went to the United States to study medicine.
Hij ging naar Amerika om medicijnen te studeren.
Tom didn't start to study French until he was thirty.
Tom startte op zijn dertigste met een studie Frans.