Vertaling van to tell
I tell
you tell
we tell
ik zeg
jij zegt
wij zeggen
» meer vervoegingen van zeggen
I tell
you tell
we tell
ik schrijf voor
jij schrijft voor
wij schrijven voor
» meer vervoegingen van voorschrijven
I tell
you tell
we tell
ik vertel
jij vertelt
wij vertellen
» meer vervoegingen van vertellen
I tell
you tell
we tell
ik kondig aan
jij kondigt aan
wij kondigen aan
» meer vervoegingen van aankondigen
mededelen
I tell
you tell
we tell
ik deel mee
jij deelt mee
wij delen mee
» meer vervoegingen van meedelen
I tell
you tell
we tell
ik waarschuw
jij waarschuwt
wij waarschuwen
» meer vervoegingen van waarschuwen
I tell
you tell
we tell
ik differentieer
jij differentieert
wij differentiëren
» meer vervoegingen van differentiëren
navertellen
I tell
you tell
we tell
ik vertel over
jij vertelt over
wij vertellen over
» meer vervoegingen van oververtellen
spreken
uitbrengen
I tell
you tell
we tell
ik zeg
jij zegt
wij zeggen
» meer vervoegingen van zeggen
vertellen
I tell
you tell
we tell
ik verhaal
jij verhaalt
wij verhalen
» meer vervoegingen van verhalen
decoreren
I tell
you tell
we tell
ik onderscheid
jij onderscheidt
wij onderscheiden
» meer vervoegingen van onderscheiden
Voorbeelden in zinsverband
She really wanted to tell the secret.
Ze wilde echt het verhaal vertellen.
Conchita decided to tell Mary the truth.
Conchita besloot Mary de waarheid te vertellen.
You wanted to tell me about freedom?
Wilde je me over vrijheid vertellen?
I'm about to tell you something important.
Ik sta op het punt je iets belangrijk te vertellen.
I want to tell you something strange.
Ik wil jou iets raars vertellen.
I have something to tell you.
Ik heb je iets te vertellen.
He used to tell me stories about India.
Hij vertelde me verhalen over India.
I think it's important to tell the truth.
Ik vind het belangrijk om de waarheid te vertellen.
He promised not to tell that to anyone.
Hij beloofde dat tegen niemand te zeggen.
I think it's important to tell him the facts.
Ik vind het belangrijk hem de feiten te vertellen.
She told me not to tell anyone, so I didn't.
Ze zei dat ik het aan niemand moest vertellen. Dus heb ik mijn mond gehouden.
To tell the truth, we got married last year.
Om de waarheid te zeggen, we zijn vorig jaar getrouwd.
To tell you the truth, I lost your pen.
Om jou de waarheid te vertellen, ik ben jouw pen verloren.
I will have to tell him the truth tomorrow.
Ik zal hem morgen de waarheid moeten zeggen.
To tell you the truth, I'm completely bored.
Om eerlijk te zijn, ik verveel me rot.