Vertaling van to trust
Inhoud:
Engels
Nederlands
to have faith, to have faith in, to trust, to rely on {ww.}
vertrouwen
vertrouwen stellen in
fiducie hebben in
vertrouwen stellen in
fiducie hebben in
I trust
you trust
we trust
ik vertrouw
jij vertrouwt
wij vertrouwen
» meer vervoegingen van vertrouwen
He's a man you can rely on.
Dat is iemand op wie je kan vertrouwen.
He abused my trust.
Hij heeft mijn vertrouwen misbruikt.
to have faith in, to rely on, to trust {ww.}
vertrouwen op
to confide, to entrust, to have confidence in, to trust, to commend, to consign {ww.}
vertrouwen
vertrouwen hebben in
toevertrouwen
vertrouwen hebben in
toevertrouwen
I trust
you trust
we trust
ik vertrouw
jij vertrouwt
wij vertrouwen
» meer vervoegingen van vertrouwen
Honestly, I can't trust him.
Eerlijk, ik kan hem niet vertrouwen.
I lost my trust in him.
Ik ben mijn vertrouwen in hem verloren.
to desire, to hope, to trust {ww.}
hopen
I trust
you trust
we trust
ik hoop
jij hoopt
wij hopen
» meer vervoegingen van hopen
Let's hope so.
Laten we het hopen.
Let's hope so!
Laat ons hopen!
to bank, to rely, to swear, to trust {ww.}
vertrouwen
rekenen
geloven
steunen
leunen
bouwen
verlaten
betrouwen
rekenen
geloven
steunen
leunen
bouwen
verlaten
betrouwen
I trust
you trust
we trust
ik vertrouw
jij vertrouwt
wij vertrouwen
» meer vervoegingen van vertrouwen
You can trust him to keep his word.
Je kan hem vertrouwen dat hij zijn woord zal houden.
to bank, to rely, to swear, to trust {ww.}
zweren
they trust
zij zweren
» meer vervoegingen van zweren
to bank, to rely, to swear, to trust {ww.}
vertrouwen
I trust
you trust
we trust
ik vertrouw
jij vertrouwt
wij vertrouwen
» meer vervoegingen van vertrouwen