Vertaling van to wash
I wash
you wash
we wash
ik was
jij wast
wij wassen
» meer vervoegingen van wassen
I wash
you wash
we wash
ik was
jij wast
wij wassen
» meer vervoegingen van wassen
doorspoelen
I wash
you wash
we wash
ik spoel
jij spoelt
wij spoelen
» meer vervoegingen van spoelen
I wash
you wash
we wash
ik breng
jij brengt
wij brengen
» meer vervoegingen van brengen
I wash
you wash
we wash
ik was af
jij wast af
wij wassen af
» meer vervoegingen van afwassen
I wash
you wash
we wash
ik spoel af
jij spoelt af
wij spoelen af
» meer vervoegingen van afspoelen
I wash
you wash
we wash
ik was uit
jij wast uit
wij wassen uit
» meer vervoegingen van uitwassen
naspoelen
I wash
you wash
we wash
ik spoel uit
jij spoelt uit
wij spoelen uit
» meer vervoegingen van uitspoelen
afsoppen
I wash
you wash
we wash
ik was af
jij wast af
wij wassen af
» meer vervoegingen van afwassen
I wash
you wash
we wash
ik was
jij wast
wij wassen
» meer vervoegingen van wassen
I wash
you wash
we wash
ik bevochtig
jij bevochtigt
wij bevochtigen
» meer vervoegingen van bevochtigen
I wash
you wash
we wash
ik sop
jij sopt
wij soppen
» meer vervoegingen van soppen
schoonwassen
I wash
you wash
we wash
ik was
jij wast
wij wassen
» meer vervoegingen van wassen
Voorbeelden in zinsverband
I'm going to wash my car.
Ik ga mijn auto wassen.
You need to wash your hands.
Je moet je handen wassen.
She wanted to wash the dirty clothes.
Ze wou de vuile kleren wassen.
It's Mary's turn to wash the dishes.
Het is Mary's beurt om de afwas te doen.
Over the weekend I have a lot to wash.
Ik moet een boel wassen in het weekend.
I paid my son 5 dollars to wash my car.
Ik betaalde mijn zoon vijf dollar om mijn auto te wassen.
The girl did not like to wash dishes, but she made the best of it.
Het meisje vond afwassen niet leuk, maar ze maakte er het beste van.