Vertaling van touch on

Inhoud:

Engels
Nederlands
to touch, to affect, to abut, to adjoin {ww.}
aankomen 
raken 
aanraken 
beroeren
toucheren

I touch
you touch
we touch

ik kom aan
jij komt aan
wij komen aan
» meer vervoegingen van aankomen

to touch lightly on, to touch on {ww.}
aanstippen
to feel, to grope, to finger, to touch {ww.}
tasten 
betasten 
voelen 
bevoelen

I touch
you touch
we touch

ik tast
jij tast
wij tasten
» meer vervoegingen van tasten

to touch on {ww.}
aanstippen
aanroeren
to touch {ww.}
komen

I touch
you touch
we touch

ik kom
jij komt
wij komen
» meer vervoegingen van komen

to touch {ww.}
aankomen

I touch
you touch
we touch

ik kom aan
jij komt aan
wij komen aan
» meer vervoegingen van aankomen

to bear on, to come to, to concern, to have-to doe with, to pertain, to refer, to relate, to touch, to touch on {ww.}
aanbelangen
betreffen
bewegen
gaan
gelden
handelen
slaan
raken
treffen
aankomen
aangaan
draaien

I touch
you touch
we touch

ik betref
jij betreft
wij betreffen
» meer vervoegingen van betreffen

to affect, to bear on, to bear upon, to impact, to touch, to touch on {ww.}
inpersen

I touch
you touch
we touch

ik pers in
jij perst in
wij persen in
» meer vervoegingen van inpersen

to affect, to bear on, to bear upon, to impact, to touch, to touch on {ww.}
inwerken

I touch
you touch
we touch

ik werk in
jij werkt in
wij werken in
» meer vervoegingen van inwerken

to bear on, to come to, to concern, to have-to doe with, to pertain, to refer, to relate, to touch, to touch on {ww.}
gaan

I touch
you touch
we touch

ik ga
jij gaat
wij gaan
» meer vervoegingen van gaan

to bear on, to come to, to concern, to have-to doe with, to pertain, to refer, to relate, to touch, to touch on {ww.}
doorverwijzen

I touch
you touch
we touch

ik verwijs door
jij verwijst door
wij verwijzen door
» meer vervoegingen van doorverwijzen

to affect, to bear on, to bear upon, to impact, to touch, to touch on {ww.}
inpersen

I touch
you touch
we touch

ik pers in
jij perst in
wij persen in
» meer vervoegingen van inpersen

to bushel, to doctor, to fix, to furbish up, to mend, to repair, to restore, to touch on {ww.}
repareren
herstellen
maken
redresseren
I cannot fix the computer.
Ik kan de computer niet repareren.
I had my brother repair my bicycle.
Ik liet mijn broer mijn fiets repareren.
to bushel, to doctor, to fix, to furbish up, to mend, to repair, to restore, to touch on {ww.}
oplappen
opknappen
opkalefateren
to bushel, to doctor, to fix, to furbish up, to mend, to repair, to restore, to touch on {ww.}
lijmen
to bushel, to doctor, to fix, to furbish up, to mend, to repair, to restore, to touch on {ww.}
vijlen
dokteren
to bushel, to doctor, to fix, to furbish up, to mend, to repair, to restore, to touch on {ww.}
boeten
to bushel, to doctor, to fix, to furbish up, to mend, to repair, to restore, to touch on {ww.}
lappen
verstellen
to advert, to allude, to touch {ww.}
zinspelen
alluderen
preluderen

I touch
you touch
we touch

ik zinspeel
jij zinspeelt
wij zinspelen
» meer vervoegingen van zinspelen

to adjoin, to contact, to meet, to touch {ww.}
beroeren
aanraken
raken
toucheren

I touch
you touch
we touch

ik beroer
jij beroert
wij beroeren
» meer vervoegingen van beroeren

to equal, to match, to rival, to touch {ww.}
evenaren
opwegen

I touch
you touch
we touch

ik evenaar
jij evenaart
wij evenaren
» meer vervoegingen van evenaren



Gerelateerd aan touch on

touch - affect - abut - adjoin - touch lightly on - feel - grope - finger - bear on - come to - concern - have-to doe with - pertain - refer - relateraise - adjoin - entail - compact - aid - be - refer - press - process - bushel - recoup - ameliorate - intend - hit - equalise