Vertaling van tourist
Inhoud:
Engels
Nederlands
holidaymaker, tourer, tourist {zn.}
toerist
vakantieganger
vakantieganger
Voorbeelden in zinsverband
Engels
Nederlands
I'm a tourist too.
Ik ben ook een toerist.
I am a tourist.
Ik ben toerist.
I have a tourist visa.
Ik heb een toeristenvisum.
He has a holiday job as a tourist guide.
Hij heeft een vakantiebaan als gids.