Vertaling van transient
Inhoud:
Engels
Nederlands
transient {zn.}
passant
ephemeral, fugacious, passing, short-lived, transient, transitory {bn.}
vergankelijk
broos
tijdelijk
broos
tijdelijk
ephemeral, fugacious, passing, short-lived, transient, transitory {bn.}
eendaags
ephemeral, fugacious, passing, short-lived, transient, transitory {bn.}
overdraagbaar
transitief
transitorisch
transitief
transitorisch