Vertaling van travelled
I traveled; travelled
you traveled; travelled
he/she/it traveled; travelled
ik volgde
jij volgde
hij/zij/het volgde
» meer vervoegingen van volgen
I traveled; travelled
you traveled; travelled
he/she/it traveled; travelled
ik ging
jij ging
hij/zij/het ging
» meer vervoegingen van gaan
I traveled; travelled
you traveled; travelled
he/she/it traveled; travelled
ik reisde
jij reisde
hij/zij/het reisde
» meer vervoegingen van reizen
I traveled; travelled
you traveled; travelled
he/she/it traveled; travelled
ik doorreisde
jij doorreisde
hij/zij/het doorreisde
» meer vervoegingen van doorreizen
I traveled; travelled
you traveled; travelled
he/she/it traveled; travelled
ik ging
jij ging
hij/zij/het ging
» meer vervoegingen van gaan
reizend
I traveled; travelled
you traveled; travelled
he/she/it traveled; travelled
ik reisde
jij reisde
hij/zij/het reisde
» meer vervoegingen van reizen
I traveled; travelled
you traveled; travelled
he/she/it traveled; travelled
ik trok
jij trok
hij/zij/het trok
» meer vervoegingen van trekken
I traveled; travelled
you traveled; travelled
he/she/it traveled; travelled
ik bewoog
jij bewoog
hij/zij/het bewoog
» meer vervoegingen van bewegen
tijgen
gaan
I traveled; travelled
you traveled; travelled
he/she/it traveled; travelled
ik koerste
jij koerste
hij/zij/het koerste
» meer vervoegingen van koersen