Vertaling van trifling

Inhoud:

Engels
Nederlands
trifling {zn.}
snuisterij [v]
beuzelarij [v]
trifling {zn.}
beuzelarij [v]
insignificant, trifling, minor, trite {bn.}
beuzelachtig
luizig
onbeduidend
onbetekenend
onnozel
dalliance, dawdling, trifling {zn.}
gedraal
geteut
getreuzel
dalliance, dawdling, trifling {zn.}
leegloperij
klaploperij
lanterfanterij
nietsdoen [o] (het ~)
negligible, paltry, trifling {bn.}
prulachtig
dalliance, dawdling, trifling {zn.}
gelanterfanter
gelanterfant
to piddle, to piddle away, to trifle, to wanton, to wanton away {ww.}
beuzelen


Gerelateerd aan trifling

insignificant - minor - trite - dalliance - dawdling - negligible - paltry - piddle - piddle away - trifle - wanton - wanton awaybehavior - passiveness - window - work