Vertaling van tug
I tug
you tug
we tug
ik ruk
jij rukt
wij rukken
» meer vervoegingen van rukken
I tug
you tug
we tug
ik ruk
jij rukt
wij rukken
» meer vervoegingen van rukken
I tug
you tug
we tug
ik trek
jij trekt
wij trekken
» meer vervoegingen van trekken
scheuren
I tug
you tug
we tug
ik ruk los
jij rukt los
wij rukken los
» meer vervoegingen van losrukken
I tug
you tug
we tug
ik sjor
jij sjort
wij sjorren
» meer vervoegingen van sjorren
teug
trek
I tug
you tug
we tug
ik trek mee
jij trekt mee
wij trekken mee
» meer vervoegingen van meetrekken
I tug
you tug
we tug
ik sjor
jij sjort
wij sjorren
» meer vervoegingen van sjorren
aansukkelen
I tug
you tug
we tug
ik sukkel voort
jij sukkelt voort
wij sukkelen voort
» meer vervoegingen van voortsukkelen
zeulen
sjouwen
I tug
you tug
we tug
ik tors
jij torst
wij torsen
» meer vervoegingen van torsen
rondslepen
meezeulen
meetrekken
meesleuren
meesjouwen
meeslepen
I tug
you tug
we tug
ik sjouw rond
jij sjouwt rond
wij sjouwen rond
» meer vervoegingen van rondsjouwen
treiler
sleepboot