Vertaling van turned
I turned
you turned
he/she/it turned
ik sloeg af
jij sloeg af
hij/zij/het sloeg af
» meer vervoegingen van afslaan
I turned
you turned
he/she/it turned
ik week af
jij week af
hij/zij/het week af
» meer vervoegingen van afwijken
I turned
you turned
he/she/it turned
ik keerde om
jij keerde om
hij/zij/het keerde om
» meer vervoegingen van omkeren
I turned
you turned
he/she/it turned
ik gooide omver
jij gooide omver
hij/zij/het gooide omver
» meer vervoegingen van omvergooien
I turned
you turned
he/she/it turned
ik draaide
jij draaide
hij/zij/het draaide
» meer vervoegingen van draaien
I turned
you turned
he/she/it turned
ik wentelde
jij wentelde
hij/zij/het wentelde
» meer vervoegingen van wentelen
I turned
you turned
he/she/it turned
ik keerde
jij keerde
hij/zij/het keerde
» meer vervoegingen van keren
I turned
you turned
he/she/it turned
ik keerde om
jij keerde om
hij/zij/het keerde om
» meer vervoegingen van omkeren
I turned
you turned
he/she/it turned
ik veranderde
jij veranderde
hij/zij/het veranderde
» meer vervoegingen van veranderen
Voorbeelden in zinsverband
Her face turned red.
Zijn gezicht werd rood.
I have turned 20.
Ik ben twintig geworden.
She has just turned twenty.
Ze is net twintig geworden.
She turned on the light.
Zij heeft het licht aangedaan.
She turned down my request.
Ze wees mijn verzoek af.
She turned down my offer.
Ze heeft mijn aanbod afgeslagen.
His hair has turned white.
Zijn haar is wit geworden.
Her face suddenly turned red.
Haar gezicht werd plotseling rood.
He turned on the radio.
Hij deed de radio aan.
Tom turned out to be right.
Tom bleek gelijk te hebben.
She turned a page of her book.
Zij sloeg een bladzij om van haar boek.
She turned and began to cry.
Ze draaide zich om en begon te wenen.
He turned up half an hour late.
Hij kwam een half uur te laat opdagen.
You've turned up at the right moment.
Je komt precies op tijd.
The rumor of her death turned out false.
Het gerucht over haar dood bleek niet waar te zijn.