Vertaling van wake
wakker worden
I wake
you wake
we wake
ik ontwaak
jij ontwaakt
wij ontwaken
» meer vervoegingen van ontwaken
zog
kielwater
I wake
you wake
we wake
ik waak
jij waakt
wij waken
» meer vervoegingen van waken
opwekken
wekken
I wake
you wake
we wake
ik wek op
jij wekt op
wij wekken op
» meer vervoegingen van opwekken
oproepen
I wake
you wake
we wake
ik wek
jij wekt
wij wekken
» meer vervoegingen van wekken
ontwaken
I wake
you wake
we wake
ik ontsluimer
jij ontsluimert
wij ontsluimeren
» meer vervoegingen van ontsluimeren
opvliegen
opstuiven
I wake
you wake
we wake
ik kook over
jij kookt over
wij koken over
» meer vervoegingen van overkoken
I wake
you wake
we wake
ik loop warm
jij loopt warm
wij lopen warm
» meer vervoegingen van warmlopen
I wake
you wake
we wake
ik gloei door
jij gloeit door
wij gloeien door
» meer vervoegingen van doorgloeien
I wake
you wake
we wake
ik ontwaak
jij ontwaakt
wij ontwaken
» meer vervoegingen van ontwaken
I wake
you wake
we wake
ik maak los
jij maakt los
wij maken los
» meer vervoegingen van losmaken
nachtwake
nawee
naweeën
nasleep
Voorbeelden in zinsverband
Go and wake up Mary.
Ga Mary wakker maken.
Wake me up at seven.
Wek me om zeven uur.
Old people wake up early.
Oude mensen worden vroeg wakker.
Wake me up at seven o'clock.
Maak me wakker om zeven uur.
They always wake up early, even on Sundays.
Ze zijn altijd vroeg wakker, zelfs op zondag.
In the morning I always wake up around seven o'clock.
's Morgens word ik altijd rond zeven uur wakker.
Yesterday the alarm clock didn't go off and Kurt didn't wake up.
Gisteren is de wekker niet afgelopen en Kurt is niet wakker geworden.